Wiskunde Samenvatting H2.4 t/m 2.6

Samenvatting 2.4 t/m 2.6
1 / 37
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Samenvatting 2.4 t/m 2.6

Slide 1 - Slide

  • Na de les kun je vermenigvuldigen en delen met negatieve getallen. 
  • na de les ken je de rekenvolgorde en kun je deze toepassen. 
  • Na de les weet je wat een optelpiramide is.  

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Negatieve getallen vermenigvuldigen
7 x -5
A
-35
B
35
C
56
D
-56

Slide 8 - Quiz

Negatieve getallen vermenigvuldigen
-3 x -6 =
A
-18
B
18
C
-9
D
9

Slide 9 - Quiz

Negatieve getallen vermenigvuldigen
2 x -12
A
-24
B
24

Slide 10 - Quiz

Negatieve getallen vermenigvuldigen
-2 x 9
A
18
B
-18
C
9
D
-9

Slide 11 - Quiz

Negatieve getallen vermenigvuldigen
7 x -6
A
-42
B
42
C
56
D
-56

Slide 12 - Quiz

negatieve getallen vermenigvuldigen

2 x -3 =
A
-6
B
6
C
-5
D
5

Slide 13 - Quiz

Negatieve getallen delen
-12 : -3 =
A
-4
B
-9
C
4
D
-15

Slide 14 - Quiz

Negatieve getallen delen
-20 : -4 =
A
5
B
-5
C
-80
D
24

Slide 15 - Quiz

Negatieve getallen delen
50 : -2 =
A
52
B
-25
C
25
D
-100

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide


(5 - 1) x 3 =

Slide 19 - Open question

5 : 5 - 5 =

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

20 + 20 : - 2 x 3 =

Slide 23 - Open question

Product, quotiënt, som en verschil
uitleg 
Een ander woord voor vermenigvuldiging is product.
Het product van 3 en 8 is 3 x 8 = 24. 3 en 8 heten de factoren van het product.

Een ander woord voor deling is quotiënt.
Het quotiënt van 24 en 3 is 24 : 3 = 8.

De som van 8 en 11 is 8 + 11 = 19.
8 en 11 heten de termen van de som.

Het verschil van 12 en 7 is 12 - 7 = 5.

Optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen zijn rekenkundige bewerkingen.

Slide 24 - Slide

De som van -3 en 8 is
A
-11
B
-5
C
5
D
11

Slide 25 - Quiz

Het product van -2 en -4 is
A
-6
B
8
C
-8
D
2

Slide 26 - Quiz

Het verschil tussen 12 en -5 is
A
17
B
-17
C
7
D
-7

Slide 27 - Quiz

Het Quotiënt van -24 en 2 is
A
-22
B
-48
C
-26
D
-12

Slide 28 - Quiz

Wat is groter en wat is kleiner?

Slide 29 - Slide

groter dan en kleiner dan
> en <
leiner dan
l
<
<

>
hier past meer
hier past meer

Slide 30 - Slide

Welke getallen zijn positief?
A
4 en 0
B
-3 en -4
C
4 en -9
D
2 en 34

Slide 31 - Quiz

Geef een voorbeeld van een negatief getal

Slide 32 - Mind map

Het tegenovergestelde van links is......
A
boven
B
sknil
C
rechts
D
oosten

Slide 33 - Quiz

Welk teken moet hiertussen?

-1 ..... 5
A
<
B
>
C
=

Slide 34 - Quiz

Welk teken moet hiertussen?

-10 ..... -15
A
<
B
>
C
=

Slide 35 - Quiz

Welk teken moet hiertussen?

5 ..... -5
A
<
B
>
C
=

Slide 36 - Quiz

Welk teken moet hiertussen?

15 ..... 10+5
A
<
B
>
C
=

Slide 37 - Quiz