Oefentoets 1.1, 1.2 en 1.3

Oefentoets 1.1, 1.2 en 1.3
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefentoets 1.1, 1.2 en 1.3

Slide 1 - Slide

In de 19e eeuw kwamen de a)__________ erachter dat ze vaste nationale tijden nodig hadden voor hun b)___________ .
Europa werd daarom in 1981 ingedeeld in tijdzones. De tijd in elke tijdzone werd gemeten door de c)_______ van Greenwich in d)_______

















er maar zwak ontwikkeld.

2 In 1906 kreeg Rusland een parlement, de




















, maar dat had weinig te vertellen; de



grootvorst
















hield alle macht in handen.

3 Begin 1917 maakte een




















revolutie, de Februarirevolutie, een einde aan de eeuwenoude




















in Rusland.

4 In oktober 1917 pleegden de




















een succesvolle staatsgreep; hun leider




Kies de juiste antwoorden

1 De veelvolkerenstaat Rusland had een grote bevolking en veel natuurlijke rijkdommen; toch was de

















er maar zwak ontwikkeld.

2 In 1906 kreeg Rusland een parlement, de




















, maar dat had weinig te vertellen; de



grootvorst
















hield alle macht in handen.

3 Begin 1917 maakte een




















revolutie, de Februarirevolutie, een einde aan de eeuwenoude




















in Rusland.

4 In oktober 1917 pleegden de




















een succesvolle staatsgreep; hun leider











Kies de juiste antwoorden

1 De veelvolkerenstaat Rusland had een grote bevolking en veel natuurlijke rijkdommen; toch was de

















er maar zwak ontwikkeld.

2 In 1906 kreeg Rusland een parlement, de




















, maar dat had weinig te vertellen; de



grootvorst
















hield alle macht in handen.

3 Begin 1917 maakte een




















revolutie, de Februarirevolutie, een einde aan de eeuwenoude




















in Rusland.

4 In oktober 1917 pleegden de




















een succesvolle staatsgreep; hun leider




















1 De veelvolkerenstaat Rusland had een grote bevolking en veel natuurlijke rijkdommen; toch was de













In de 19e eeuw kwamen de a)__________ er achter




Slide 2 - Open question

Juist of onjuist

La belle époque (het mooie tijdperk) duurde van 1890 tot 1929, toen de wereld getroffen werd door een diepe economische crisis.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

juist of onjuist
Tijdens la belle époque groeide de welvaart in Europa en waren veel mensen optimistisch gestemd over de vooruitgang.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

juist of onjuist
De periode kreeg de naam la belle époque, omdat de mensen het toen veel beter hadden dan tijdens de industriële revolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

juist of onjuist
In Europa had het nationalisme tijdens la belle époque veel aanhang; tegelijk kwamen er ook meer internationale contacten
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

De tijd van de sterrenwacht van Greenwich in Londen, die over de hele wereld als standaard voor de tijdzones wordt gebruikt?

Slide 7 - Open question

Een verklaring waarin één van de partijen in een oorlog zich overgeeft en verklaart de strijd helemaal te staken?

Slide 8 - Open question

Een oorlog waaraan een groot aantal landen van verschillende werelddelen meedoet?

Slide 9 - Open question

Hieronder staan vijf tijdvakken. Sleep de tijdvakken in de juiste volgorde, van vroeger naar later.

Burgers en Stoommachines
Pruiken en Revoluties
Ontdekkers en Hervormers
Monniken en Ridders
Steden en Staten
Regenten en Vorsten

Slide 10 - Drag question

juist of onjuist
In de jaren voor 1914 liepen de spanningen in Europa hoog op als gevolg van het felle nationalisme en militarisme in veel landen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

De grote Europese landen waren in een wapenwedloop terecht gekomen: ze wilden allemaal het sterkste bewapend zijn
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Frankrijk had al ver voor het jaar 1914 een gedetailleerd plan gemaakt voor de aanval op Duitsland: het zogenaamde Schlieffenplan.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Alle landen wilden direct toeslaan als er een oorlog zou uitbreken, omdat ze bang waren dat de vijand hen anders te snel af zou zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

In de Eerste Wereldoorlog stonden de centrale mogendheden Duitsland en a)____ tegenover de geallieerden: Frankrijk, b)_______ en Rusland.

Slide 15 - Open question

Al snel raakten ook andere landen bij het conflict betrokken:
a)________ sloot zich aan bij de centralen en Italië bij de geallieerden.

Slide 16 - Open question

In het westen hielden de strijdende partijen elkaar lang in evenwicht. Dat veranderde in 1917, toen a)______ aan de strijd ging meedoen.

Slide 17 - Open question

In het oosten trok a)______ zich in 1917 terug uit de strijd, nadat daar een nieuwe revolutionaire regering aan de macht gekomen was.
b)______ begon in 1918 nog één keer een offensief in het westen, maar toen dat mislukte, moest het in november 1918 de strijd opgeven.

Slide 18 - Open question

Geef bij de omschrijving het juiste begrip:

Aanval

Slide 19 - Open question

Gang in de grond waarin soldaten beschermd zijn

Slide 20 - Open question

Het gevechtsklaar maken van het leger voor de oorlog

Slide 21 - Open question

oorlog waarbij in twee gebieden tegelijk gevochten wordt

Slide 22 - Open question

verheerlijking van alles wat met het leger te maken heeft

Slide 23 - Open question

Het militarisme in veel Europese landen was één van de







Het militarisme in veel Europese landen was één van de ...........
van de Eerste Wereldoorlog




A
Gevolgen op korte termijn
B
Gevolgen op langere termijn
C
Directe oorzaken
D
Indirecte oorzaken

Slide 24 - Quiz

De moord op de Oostenrijkse kroonprins door Gavrilo Pricip was de .........
A
Consequentie
B
Directe oorzaak
C
Indirecte oorzaak
D
uitkomst

Slide 25 - Quiz