10.4 Hersenen

10.4 Hersenen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

10.4 Hersenen

Slide 1 - Slide

Doelen
Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 2 - Slide

Hersenen
Onderdelen kennen + functies!

Slide 3 - Slide

Hersenstam
geleidt impulsen

Aansturen belangrijke levensfuncties:
(hartslag, bloeddruk, ademhaling en temperatuur)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Grote hersenen
Verwerkt impulsen van zintuigen (bewuste waarneming)

Stuurt impulsen voor bewuste bewegingen.

Slide 6 - Slide

De grote hersenen

Slide 7 - Slide

In de hersenschors (het buitenste gedeelte) van de grote en de kleine hersenen ligt de grijze stof. Hierin liggen de cellichamen van de schakelcellen van de hersenen. 

In het binnenste gedeelte ligt de witte stof. Hierin liggen de uitlopers van schakelcellen.

Slide 8 - Slide

Grote hersenen centra

Slide 9 - Slide

kleine hersenen


Bewegingen worden op elkaar afgestemd

Coördinatie

Slide 10 - Slide

Welke stoffen beinvloeden je hersenen?
Alcohol/ tabak
Drugs
Medicijnen


Je waarnemingsvermogen en je reactievermogen nemen af.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Je kunt drugs onderverdelen in drie groepen:


• Verdovende middelen (downers)
• Stimulerende middelen (uppers)
• Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 14 - Slide

Beinvloeden van je hersenen
Alcohol verdooft je hersenen en beschadigd hersenen blijvend

Slide 15 - Slide

Welke hersenen coördineren alle bewegingen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen

Slide 16 - Quiz

Grote hersenen
Ruggenmerg
Hersenstam
Kleine hersenen

Slide 17 - Drag question

Hoe heet onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 18 - Quiz

In welk deel van de hersenen vindt bewustwording plaats?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenschors
D
Hersenstam

Slide 19 - Quiz

In je ruggenmerg zit grijze stof. Uit welke cellen bestaat die grijze stof?
A
Uitlopers van gevoelszenuwcellen
B
Uitlopers van gevoelszenuwcellen en bewegingscellen
C
Cellichamen van bewegingscellen en schakelcellen
D
Cellichamen van gevoelszenuwcellen

Slide 20 - Quiz

Wat is verslavend?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
rook

Slide 21 - Quiz

Wat is de meeste voorkomende verslaving?
A
Cocaïne
B
Heroïne
C
Alcohol
D
Wiet & Hasj

Slide 22 - Quiz

Wat zijn kenmerken van stimulerende middelen? (2 goed)
A
Geven je een ontspannen gevoel
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden sneller
D
Maken je rustig en blij.

Slide 23 - Quiz

Wat zijn kenmerken van bewustzijnsveranderende middelen?
A
Bloeddruk gaat omhoog
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden langzamer
D
Je ziet dingen die er niet zijn

Slide 24 - Quiz

Wat zijn kenmerken van verdovende middelen? (2 goed)
A
Geven je een ontspannen gevoel
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden langzamer
D
Je ziet dingen die er niet zijn

Slide 25 - Quiz

Wat is een tolerantie voor drugs?
A
Je kunt het niet meer voelen
B
Je kan er niet tegen
C
Je moet steeds meer gebruiken om te voelen
D
Je hebt een bad trip

Slide 26 - Quiz

 10.4 De hersenen
Aan de slag... 

Opdracht 1 t/m 4

Slide 27 - Slide