Herhalingsles met oefenstof uit Goederenstroom en voorraadbeheer / herkansing 2HVSA
1 / 53
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 2
This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Goederenstroom en voorraadbeheer
Herhalingsles met oefenstof uit Goederenstroom en voorraadbeheer / herkansing 2HVSA
Slide 1 - Slide
Noem een voorbeeld van emballage
Slide 2 - Open question
Antwoord
Bijvoorbeeld:
Pallets
Kratjes waar bijvoorbeeld groente in wordt geleverd
Statiegeldflessen
Slide 3 - Slide
Noem twee geleidedocumenten
Slide 4 - Open question
Antwoord
Vrachtbrief
Pakbon
Slide 5 - Slide
Wat staat er wel op een pakbon en niet op een vrachtbrief?
Slide 6 - Open question
Antwoord
Artikelnummers
Artikelomschrijvingen
Slide 7 - Slide
Wat betekent een kwantitatieve goederencontrole?
A
Dat je bij de ontvangst kijkt of er goederen kapot zijn
B
Dat je bij de ontvangst kijkt of je wel de juiste goederen hebt ontvangen
C
Dat je controleert op hoeveelheid
Slide 8 - Quiz
Wat betekent integrale goederencontrole?
A
Dat je bij de goederenontvangst een deel van de goederen controleert
B
Dat je alle goederen controleert
C
Dat je alleen controleert als je denkt dat er iets niet klopt met de levering
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Vast locatiesysteem
Voordeel?
Nadeel?
Slide 11 - Slide
Vast locatiesysteem
Voordeel: Het magazijn heeft een duidelijke indeling. Artikelen zijn makkelijker te vinden.
Nadeel: Als je veel van dezelfde artikelen goedkoper kunt inkopen heb je geen ruimte om deze op de vaste locatie op te slaan. Die moet je dan op meer plekken in het magazijn opslaan.
Slide 12 - Slide
Vrij locatiesysteem
Voordeel?
Nadeel?
Slide 13 - Slide
Vrij locatiesysteem
Voordeel:
Je kunt elk plekje in het magazijn benutten, je gebruikt de ruimte optimaal.
Nadeel:
Artikelen staan niet op een vaste plek dus lastiger terug te vinden. Daarom belangrijk om een goed informatiesysteem te hebben.
Slide 14 - Slide
Gemengd locatiesysteem
Voordeel?
Nadeel?
Slide 15 - Slide
Gemengd locatiesysteem
Voordeel:
Je kunt extra voorraad plaatsen op plekken waar nog ruimte is.
Nadeel:
Niet alles staat op een vaste plek, dus lastiger terug te vinden. Ook hier is een goed informatiesysteem belangrijk.
Slide 16 - Slide
Goederenopslag
Hoe kun je de kans op schade verkleinen bij de goederenopslag?
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Vraag
Wanneer gebruik je de fifo methode?
Slide 19 - Slide
Fifo aanvulstysteem
Ga je vanuit bij de meeste artikelen
Met name bij producten met een beperkte houdbaarheid
Slide 20 - Slide
Vraag
Wanneer gebruik je de lifo methode?
Slide 21 - Slide
Lifo aanvulsysteem
Laatst binnengekomen artikelen vooraan opslaan in het magazijn (verkoop je als eerste). Bijvoorbeeld:
Artikelen die geen last hebben van veroudering of een uiterste verkoopdatum (ijzerwaren zoals spijkers en schroeven)
Actie artikelen
Nieuwe collectie
Slide 22 - Slide
Wat is een ander woord voor pijplijnvoorraad?
A
Technische voorraad
B
Voorinkopen
C
Voorverkopen
D
Extra voorraad
Slide 23 - Quiz
Waarom houd je een maximumvoorraad aan?
A
Geen 'nee' verkoop
B
Is vaak gebonden aan de maximale schapruimte
C
Je houdt nooit een maximumvoorraad aan
D
Geen van de antwoorden is goed
Slide 24 - Quiz
Hoe noem je de voorraad waarover een winkelier het risico van een prijsdaling of een prijsstijging loopt?
A
Economische voorraad
B
Technische voorraad
Slide 25 - Quiz
Wat is technische voorraad?
Slide 26 - Open question
Antwoord vraag
Technische voorraad is de werkelijke of fysieke (tastbare) voorraad die in de winkel en het magazijn aanwezig is.
Slide 27 - Slide
Wat betekent integrale inventarisatie?
A
Inventarisatie van een deel van de goederen.
B
Alle artikelen in de winkel en het magazijn worden geteld.
C
Je kiest een willekeurig artikel waarvan je de voorraad controleert.
Slide 28 - Quiz
Integraal inventariseren
Integraal = helemaal
Alle artikelen in de winkel en in het magazijn worden geteld en de waarde van al deze artikelen worden bepaald
Je inventariseert de hele voorraad
Moet elke winkel in ieder geval één keer per jaar doen voor de balanswaarde
Slide 29 - Slide
Vraag
Waarom zou je spontaan een steekproefinventarisatie doen?
Slide 30 - Slide
Antwoord
• Je bent onzeker of de voorraadgegevens juist zijn
• Je vermoedt dat er derving is geweest
Slide 31 - Slide
Je kunt het inventariseren uitbesteden aan bedrijven die zich hierin hebben gespecialiseerd. Noem een voordeel van het uitbesteden van zo'n inventarisatie.
Slide 32 - Open question
Antwoord vraag
Voordeel uitbesteden inventarisatie: je hoeft zelf geen verkopers hiervoor vrij te maken
Slide 33 - Slide
Je kunt het inventariseren uitbesteden aan bedrijven die zich hierin hebben gespecialiseerd. Noem een nadeel van het uitbesteden van de inventarisatie.
Slide 34 - Open question
Antwoord vraag
Nadeel uitbesteden inventarisatie: kosten zijn over het algemeen hoger dan wanneer
het winkelpersoneel zelf de inventarisatie uitvoert
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Vraag
Welke voorbeelden van ruimtekosten kun je noemen?
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Vraag
Welke voorbeelden van risicokosten kun je noemen?
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Vraag
Wat zijn rentekosten?
Slide 41 - Slide
Rentekosten
Geld wat je uitgeeft aan je voorraad kun je niet op je bankrekening zetten. Over dat bedrag loop je dus rente mis. Die misgelopen rente van de bank zijn rentekosten.
Of je moet geld lenen van de bank om voorraad te kunnen inkopen. Hiervoor moet je rente betalen aan de bank. Dit zijn ook rentekosten.
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
Wat betekent omzetsnelheid?
A
Hoeveel omzet je in een periode (jaar) hebt gehaald
B
Hoe lang het duurt voordat je de voorraad uit de winkel heb verkocht
C
Het aantal keer dat je de gemiddelde voorraad in een periode (jaar) verkoopt
Slide 44 - Quiz
Begrip omzetsnelheid
Het aantal keren dat de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode (meestal een jaar) wordt verkocht
Slide 45 - Slide
Een winkelier heeft een omzetsnelheid van 13. Wat betekent dit?
A
Het duurt 13 dagen voordat hij zijn gemiddelde voorraad verkoopt.
B
Hij heeft een winstmarge op zijn voorraad van 13 %.
C
Hij verkoopt 13 keer per jaar zijn gemiddelde voorraad.
Slide 46 - Quiz
Wat betekent omzetduur?
A
De tijd die nodig is om je omzet te halen.
B
De tijd die nodig is om de gemiddelde voorraad één keer te verkopen.
C
Het aantal keer dat je de gemiddelde voorraad in een bepaalde periode hebt verkocht.
Slide 47 - Quiz
Begrip omzetduur
Geeft de tijd aan die nodig is om de gemiddelde voorraad één keer om te zetten in geld
In dagen, weken of maanden
Meestal in dagen uitrekenen
Slide 48 - Slide
Voorbeeld
Omzetduur is 90 dagen:
je doet er 90 dagen over voordat je de gemiddelde voorraad één keer hebt verkocht óf anders gezegd
de gemiddelde voorraad ligt ongeveer 90 dagen in de winkel
Slide 49 - Slide
Bij een gelijke omzet steeg afgelopen jaar de omzetsnelheid. Welk gevolg heeft dit voor de omzetduur?
Slide 50 - Open question
Voorbeeld
Een jaar heeft 360 dagen
omzetsnelheid
4 keer
6 keer
omzetduur
90 dagen
60 dagen
Slide 51 - Slide
Effectief voorraadbeheer
Wat zijn de gevolgen als een winkel te veel van een artikel inkoopt / bestelt?