This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Thema Ecologie
Slide 1 - Slide
Geef de juiste voedselketen die in de sloot voorkomt.
Slide 2 - Drag question
Wat is de rol van de tweede schakel?
A
Een planteneter
B
Een reducent
C
Een alleseter
D
Een producent
Slide 3 - Quiz
Geef de juiste voedselketen die op de savanne voorkomt.
Slide 4 - Drag question
Wat is de rol van de derde schakel?
A
Een planteneter
B
Een reducent
C
Een vleeseter
D
Een producent
Slide 5 - Quiz
In welke schakel van de voedselketen komen meestal de meeste individuen voor?
A
Consumenten van de eerste orde
B
Consumenten van de tweede orde
C
Consumenten van de derde orde
D
Producenten
Slide 6 - Quiz
De biomassa die doorgegeven wordt aan de volgende schakel...
A
wordt telkens groter
B
wordt telkens kleiner
C
blijft telkens gelijk
Slide 7 - Quiz
Waarom wordt de hoeveelheid biomassa in de volgende schakel telkens kleiner?
Slide 8 - Open question
Wat gebeurt met de energie in reducenten?
A
Wordt gebruikt voor verbranding
B
Wordt gebruikt voor het vormen van cellen en weefsels
C
Wordt opgeslagen in de vorm van energie
D
Wordt doorgegeven aan de producenten
Slide 9 - Quiz
Waarom kunnen consumenten van de derde orde niet zonder planten?
Slide 10 - Open question
Welke schakel is verantwoordelijk voor het vormen van energierijke stoffen?
A
Producenten
B
Consumenten
C
Afvaleters
D
Reducenten
Slide 11 - Quiz
Welke pijl geeft het proces aan waarbij energie wordt opgeslagen?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quiz
In welke stoffen komt koolstof voor?
A
In alleen energierijke stoffen
B
In alleen energiearme stoffen
C
In energierijke en energiearme stoffen
Slide 13 - Quiz
Met welke drie pijlen wordt verbranding weergegeven
A
1, 2, 3
B
2, 3, 4
C
1, 2, 4
D
1, 3, 4
Slide 14 - Quiz
Welke organismen maken deel uit van de koolstofkringloop?
A
Bamboeplanten
B
Bacteriën en schimmels
C
Bacteriën, schimmels en pandabeer
D
Alle organismen
Slide 15 - Quiz
Abiotisch
Biotisch
Ijsoppervlakte
Zeehonden
Temperatuur
Territorium
Ziekteverwekkers
Mens
Slide 16 - Drag question
Welk dier heeft een gestroomlijnd lichaam?
A
Dwergnijlpaard
B
Okapi
C
Otter
Slide 17 - Quiz
Welke dieren kunnen het best op een drassige (natte) bodem lopen?
A
Hoefgangers
B
Teenganger
C
Zoolgangers
Slide 18 - Quiz
Wat is de juiste omschrijving van de poten van de ijsvogel?
A
De tenen hebben scherpe nagels
B
Er staan drie tenen naar voren en een naar achteren
C
Er zitten zwemvliezen tussen de tenen
D
Het zijn lange poten zodat de vacht droog blijft.
Slide 19 - Quiz
Wat voor soort vogel is een ijsvogel?
A
Roofvogel
B
Steltloper
C
Watervogel
D
Zangvogel
Slide 20 - Quiz
De scholekster eet bodemdieren, zoals schelpdieren. De snavel van een scholekster is 6 tot 8 cm lang. Welke schelpdieren eet de scholekster vooral?
A
Kokkels en Nonnetjes
B
Nonnetjes en strandgaper
C
Strandgaper en kokkels
Slide 21 - Quiz
In het diagram zijn de groei- en overlevingskansen van twee verschillende plantensoorten uit een loofbos uitgezet tegen de hoeveelheid licht. Welke van beide planten zal waarschijnlijk het grootst zijn?
A
A
B
B
Slide 22 - Quiz
Welke planten zijn het best aangepast aan een omgeving waar weinig licht is?
A
Schaduwplanten
B
Zonplanten
Slide 23 - Quiz
Wilgen staan vaak langs een sloot. Hulst groeit vaak in een bos op een drogere bodem.
Welke plant heeft een dikkere waslaag op de bladeren: de wilg of de hulst?
A
Wilg
B
Hulst
Slide 24 - Quiz
In de proefopstelling ligt een laagje olie op het water waarin de takjes staan.
Wat is de functie van dit laagje olie?
A
Het laagje olie zorgt ervoor dat er geen water uit het buisje verdampt.
B
Het laagje water zorgt ervoor dat er geen olie uit het buisje verdampt.
C
Het laagje olie zorgt ervoor dat er water uit het buisje verdampt.
D
Het water zorgt ervoor dat er olie uit het buisje verdampt.