vw[o3 De Brug Spelling

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welkom!
De Brug - Spelling
herhalen theorie
maken opdrachten
Nieuw Nederlands, digitaal of boek.

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?

Slide 3 - Slide

Wanneer zet je een komma?
A
Je zet een komma tussen een naam en een uitroep.
B
Je zet een komma na een opsomming.
C
Je zet een komma na verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want...
D
Je zet een komma tussen twee persoonsvormen

Slide 4 - Quiz

Antwoord
Je zet een komma:
  • tussen twee persoonsvormen: Als jij de jassen haalt, ga ik betalen.
  • tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en): Mulan spreekt Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin: Heb jij je huiswerk al af, Yaniek? Stop eens, ik heb een lekke band!
  • voor verbindindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra.
  • als je de delen van een zin niet los kunt uitspreken: Lena speelde viool, wat heel vals klonk.

Zet in het algemeen geen komma voor en en of.

Slide 5 - Slide

hoofdletters en leestekens
Je schrijft een hoofdletter:
je schrijft een kleine letter:
Zo gebruik je leestekens:
  • punt
  • komma
  • puntkomma
  • dubbele punt
  • aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens...


boek blz. 277

Slide 6 - Slide

Waarom gebruik je leestekens?

Slide 7 - Open question

Wat zijn leenwoorden?

Slide 8 - Open question

koppelteken en weglatingsstreepje


boek blz. 279

Slide 9 - Slide

Je gaat zelf aan de slag:

Digitaal De Brug, Spelling of boek blz. 277 t/m 280, opdracht 1 t/m 4


Ben je klaar?
Zorg dat je  het gemaakte werk goed opslaat zodat de docent kan zien dat je het gemaakt hebt.

Al weer klaar? Top!
Lees in je leesboek of bekijk de theorie van formuleren in je leerboek blz. 274 t/m 276





Slide 10 - Slide

Hoe ging het zelfstandig werken?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?

Slide 11 - Slide

Wat gaan we het volgende uur doen?
Verder met spelling werkwoorden.



Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide