1hv-wk23-h6sp-formuleren

Woensdag 9 juni
Herhaling spelling en formuleren
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woensdag 9 juni
Herhaling spelling en formuleren

Slide 1 - Slide

Planning
Terugblik formuleren en spelling
Oefenen met formuleren en spelling
Werken aan de weektaak

Slide 2 - Slide

Dilemma op woensdag
Er worden iedere nacht vijf muggen losgelaten in je slaapkamer
Je kruipt altijd voor in de rij

Slide 3 - Poll

Leerdoelen
Na vandaag weet je (weer):
-de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hun/hen, dat/wat en waarmee/ met wie
-hoe je komma's correct gebruikt
-hoe je dubbele punt en aanhalingstekens gebruikt bij citaten

Slide 4 - Slide

Zonder in je boek te kijken: noteer wat je nog weet van formuleren en spelling H6

Slide 5 - Open question

WAT ► Verwijst naar:
dat, datgene
► Dat WAT (=datgene) je daar zegt, is onzin.
Alles, (n)iets,  het enige
► Alles WAT je ziet, is nep.
Na een overtreffende trap
► Dat is het leukste WAT ik ooit heb gezien!
Een hele zin
► Hij liegt bijna nooit, WAT goed is voor zijn imago.
Naar DIEREN+DINGEN verwijs je met ► daar/waar+vz (waarmee, waarvan )
Het plan WAAROVER je sprak, klinkt niet slecht.

Naar MENSEN verwijs je met
► vz + wie (met wie, van wie)
De jongen met wie ik heb gesproken, was erg positief.

Slide 6 - Slide

Welke stelling is waar?
A
Naar dieren en dingen verwijs je met: voorzetsel+ wie
B
Het verwijswoord hen gebruik je als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel
C
Je gebruikt het verwijswoord wat om te verwijzen naar een overtreffende trap

Slide 7 - Quiz

Hen of hun?
► HEN = Lijdend vw + na voorzetsel
Als zij niet meehelpen, help ik HEN nooit meer. (=lv)
Ik heb mijn hulp ook niet meer aan (vz) HEN aangeboden.

► HUN = Meewerkend vw ZONDER voorzetsel
Die jongens hebben de toets niet goed gemaakt; daarom geef ik HUN (=mw zonder vz) een 3.

Slide 8 - Slide

Leestekens
Wanneer gebruik je wat?
De komma gebruik je:
De dubbele punt gebruik je:
Aanhalingstekens gebruik je:



Slide 9 - Slide

Leestekens
Wanneer gebruik je wat?
De komma gebruik je:
-tussen twee persoonsvormen:
-tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en)
-tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin
-voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra

De dubbele punt gebruik je als je iets aankondigt, zoals bij:
-een opsomming
-een toelichting
-een citaat

Aanhalingstekens gebruik je bij de directe rede. Kent iemand hier een ander woord voor?

Slide 10 - Slide

Wat is het verschil tussen deze zinnen?
1.De spelers van D1, die te laat waren, moesten een strafrondje lopen.
2.De spelers van D1 die te laat waren, moesten een strafrondje lopen.

Slide 11 - Open question

Directe rede en indirecte rede
Je kunt iemands woorden weergeven in de indirecte rede.
Dan gebruik je geen aanhalingstekens.
Hij zei dat we vanmiddag om vier uur teruggaan.

Hoe ziet een zin er in de directe reden uit?
Wat is er anders bij de directe en indirecte rede?

Slide 12 - Slide

Maak een zin in de directe reden waarbij je de leestekens goed gebruikt.

Slide 13 - Open question

Werken aan de weektaak
Week 23
Spelling opdracht 4 en 5
Spelling ww  1 t/m4

Al klaar?
Werk aan een ander vak of aan je fictieopdracht

Slide 14 - Slide