This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 70 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat weet je al over het ontstaan van brand?
Slide 2 - Mind map
De kleding van een klasgenoot staat in de brand. Je weet niet hoe de brand is ontstaan. Wat doe je?
A
Je zet de leerling snel onder de douche.
B
Je gebruikt de koolstofdioxideblusser en blust de kleding van de klasgenoot
C
Je rolt de klasgenoot in een branddeken
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Als je een brand wil blussen, kan dat alleen door de temperatuur te verlagen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Welke brand mag je absoluut niet blussen met water?
A
houtkachel in de brand
B
benzinebrand
C
kleding in de brand
D
natuurbrand
Slide 11 - Quiz
Deze brand wordt met schuim geblust. Wat wordt er weg gehaald om de vlam te doven?
A
brandstof
B
zuurstof
C
temperatuur
Slide 12 - Quiz
Een gasleiding is in brand geraakt. Om de brand te blussen draait de brandweer de gaskraan dicht. Welke voorwaarde voor verbranding haalt de brandweer weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Temperatuur
Slide 13 - Quiz
Wat kunnen we doen om een brand te blussen?
A
Zuurstof wegnemen
B
Brandstof wegnemen
C
Ontbrandingstemperatuur wegnemen
D
Alle antwoorden zijn mogelijk
Slide 14 - Quiz
Om een brand te blussen, heb je zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar
C
Nee stikstof
D
Nee lucht
Slide 15 - Quiz
Hoe kun je een olie brand in een vat het beste bestrijden?
A
met water blussen
B
met schuim blussen
C
het vat omgooien
Slide 16 - Quiz
Lees de zin hieronder. Met welke blusmethode wordt wat weggenomen?