1. Je kunt onderhoudende teksten schrijven en overtuigen met argumenten.
2. Je kunt de tekst juist indelen: inleiding, kern en slot.
3. Je kunt alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet* aangeven.
4. Je kunt het woordgebruik en de toon aan het publiek aanpassen.
* nadrukkelijk, duidelijk, uitdrukkelijk