Intro H5 + 5.1 D1

1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

H 5: Monniken en Ridders
Vroege middeleeuwen   500 - 1000 n.chr
 

Slide 2 - Slide

Middeleeuwen

Slide 3 - Mind map

Periode en jaartallen
Middeleeuwen: 500 n.chr - 1500 n.chr

Vroege middeleeuwen:
Monniken en ridders - 500 n.chr t/m 1000 n.chr 
Late middeleeuwen: 
Steden en staten - 1000 n.chr t/m 1500 n.chr 

Slide 4 - Slide

Waarom heet de middeleeuwen de middeleeuwen? 
W-Romeinse rijk eindigde in 500 n.chr. 

Gevolg: 
Romeinse manier van leven en veel kennis ging verloren. De kerk werd belangrijk.


Slide 5 - Slide

Waarom heet de middeleeuwen de middeleeuwen? 
Middeleeuwen: Tussenperiode, een tijd tussen twee verschillende tijdperken.(einde Romeinse tijd begin Renaissance). 

Rond 1500 werden de mensen opnieuw geïnteresseerd in de Griekse en Romeinse manier van leven. Dit heet de Renaissance.

De 1000 jaar: Middeleeuwen 

Slide 6 - Slide

Welke jaartallen passen bij de periode middeleeuwen?
A
500 - 1000
B
1000 - 1500
C
500 - 1500
D
500 v.c - 1000

Slide 7 - Quiz

Welke jaartallen horen bij het tijdvak Monniken en ridders?
A
500 v.C - 500
B
500 - 1000
C
1000 - 1500
D
500 - 1500

Slide 8 - Quiz

West-Romeinse Rijk
Oost-Romeinse Rijk

Slide 9 - Slide

Volksverhuizingen
  • Germaanse stammen trekken het Romeinse Rijk binnen
  • Plunderen
  • Keizer wordt afgezet
  • Germaanse volken krijgen de macht

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Vroeg middeleeuwen 
In het jaar 476 kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk. Door het ineenstorten van het Romeinse Rijk veranderde er veel.
  • Steden verdwenen
  • Handel stortte in
  • Oogsten ging achteruit (veel minder voedsel) 
  • Minder veilig (geen Romeins leger meer) 

Slide 12 - Slide

Het Frankische rijk
In 799 vluchtte Paus Leo III naar Duitsland. Hij riep de hulp in van de Frankische koning Karel de Grote.

In 800 kwam Karel de Grote in Rome aan en kroonde de paus hem tot keizer. Hij werd dus gezien als opvolger van de Romeinse keizers. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Leenstelsel
Leenstelsel

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Feodalisme/leenstelsel
Leenheer: De persoon die het land in leen geeft
Leenman: De persoon die het land leent.

De leenheer en leenman was verantwoordelijk voor zijn eigen stukje grond. 

Dit hele stelsel heet het leenstelsel.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 20 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

uit welke stam komt Karel de Grote?
A
De Moren
B
De Franken
C
De Longobarden
D
De Saksen

Slide 25 - Quiz

Hoe komt het dat Karel en de Paus een goede band hebben samen?
A
Karel heeft de Paus in zijn macht, omdat hij bij hem een schuld heeft.
B
Karel Is de enige keizer in die tijd die erg gelovig was.
C
Karl verslaat de Franken voor de Paus.
D
Karel en zijn vader hebben de Paus regelmatig geholpen bij het verslaan van vijanden.

Slide 26 - Quiz

Noem 2 dingen waarom het Frankische leger onoverwinnelijk lijkt.

Slide 27 - Open question

Met welke wraakactie treft Widukind Karel in zijn hart?

Slide 28 - Open question

Aan wie leent Karel delen van zijn land uit?
A
Leenmannen
B
Monniken
C
De paus
D
Gouwmannen

Slide 29 - Quiz

Waar staat de Palts van Karel?
A
Nijmegen
B
Aken
C
Domburg
D
Rome

Slide 30 - Quiz

Waarvoor leerde de jongens op school?

Slide 31 - Open question

Wat is de bijnaam van Karel de Grote?

Slide 32 - Open question