valentie + ontleden + zelf zinnen maken

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wat doen we vandaag? 

• leerdoelen bespreken
• valentie + ontleden oefenen 
• zelf zinnen maken met gegeven zinsdelen  
• Artikel 'Voorstel D66 voor minimumleeftijd van 15 jaar voor sociale media'

TEGENWOORDIGE TIJD
Als er een moord (worden) (plegen)
op iemand uit de onderwereld (weten)
je bijna zeker dat die zal worden (wreken).

VERLEDEN TIJD
De veulens die vrolijk (hinniken) in de rondte (galopperen), (werden) door de (lachen) kinderen (aaien).

Leerdoelen 

- Ik kan uitleggen wat 'valentie' is.

- Ik kan uitleggen hoeveel 'rollen' een werkwoord heeft.

- In een zin met één werkwoord kan ik uitleggen hoeveel rollen dat werkwoord heeft.

- Met behulp van de rollen die een werkwoord heeft in een zin, kan ik uitleggen hoeveel zinsdelen die zin heeft.

Leerdoelen 

- Ik kan uitleggen wat redekundig ontleden is.

- Ik kan de volgende zinsdelen herkennen in een zin: persoonsvorm, onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling.

- Ik kan zelf zinnen maken met bovenstaande zinsdelen. 

Leerdoelen - wat heb je eraan? 

• Je begrijpt beter hoe de Nederlandse taal is opgebouwd en dat zorgt ervoor dat je minder fouten maakt bij het formuleren van zinnen.
  
• Je weet waarschijnlijk meer over de taal dan jouw ouders ;)

Hoe kom je erachter hoeveel 'rollen' een werkwoord heeft?

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'gooien'?

1. 1
2. 2
3. 3

Hoeveel rollen heeft het werkwoord 'geven'?

1. 1
2. 2
3. 3

Ontleed onderstaande zin. Zoek eerst de pv, benoem het aantal rollen en zoek daarna: ow, wg, lv, mv en bwb.

De lieve, oude vrouw opent haar dure, rommelige winkeltje iedere dinsdagochtend om negen uur.

Ontleed onderstaande zin. Zoek eerst de pv, benoem het aantal rollen en zoek daarna: ow, wg, lv, mv en bwb.

De koorddanser geeft tijdens eerste kerstdag een duur cadeau aan de grappigste clown van het circus.

Zelf zinnen maken met zinsdelen

Maak een zin met daarin een persoonsvorm, een onderwerp en een bijwoordelijke bepaling. 

• stap 1: bedenk een werkwoord met één rol -> lopen
• stap 2: bedenk een invulling voor die ene rol -> oma 
• stap 3: bedenk een bijwoordelijke bepaling (tijd of plaats) -> op de stoep. 
• stap 4: schrijf de zin op: Oma loopt op de stoep. 

Maak een zin met daarin:
een persoonsvorm;
een onderwerp;
en een bijwoordelijke bepaling.

Maak een zin met daarin:
een persoonsvorm;
een onderwerp;
en een lijdend voorwerp.

Maak een zin met daarin:
een persoonsvorm;
een onderwerp;
een lijdend voorwerp;
en een bijwoordelijke bepaling.

Toets

H3A: donderdag 12 januari, blok 2

H3B: woensdag 11 januari, blok 2