Overdrijving en ironie

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Overdrijving
Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. 
Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. 
Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. 
Bijvoorbeeld: We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.
We moesten erg lang op de groentesoep wachten, maar geen honderden jaren.

Slide 2 - Slide

Ironie
Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. Bijvoorbeeld:
– Geweldig hoor, die twee voor je toets!
– Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!
Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

Slide 3 - Slide

Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Was het plaatje ironisch?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Het was een doodsaaie film
A
ironie
B
overdrijving

Slide 7 - Quiz

Ik sta hier al eeuwen op je te wachten.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 8 - Quiz

'Yes, het regent', zei de jongen sip terwijl hij naar buiten keek.
A
ironie
B
overdrijving

Slide 9 - Quiz

Bedenk zelf een ironische of overdreven uitspraak.

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video