3KC - Overdrijving en ironie

Hoofdstuk 5
Woordenschat
Ga zitten op je plaats
Pak je spullen


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5
Woordenschat
Ga zitten op je plaats
Pak je spullen


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we 
vandaag doen?
  • Uitleg over ironie en overdrijving;

  • Zelfstandig aan het werk;

  • De les afsluiten

Slide 3 - Slide

De vorige les:
  • Heb je geleerd over samenstellingen met een tussenletter.

    Slide 4 - Slide

    Overdrijving
    Overdrijving: de schrijver laat iets extra opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is. 

    Bijvoorbeeld: Het was een doodsaaie les. 

    Een overdrijving is meestal een vorm van figuurlijk taalgebruik. De schrijver bedoelt niet wat er letterlijk staat. 

    Bijvoorbeeld: We moesten eeuwen op de groentesoep wachten.

    We moesten erg lang op de groentesoep wachten, maar geen honderden jaren.

    Slide 5 - Slide

    Ironie
    Ironie: de schrijver zegt iets op een grappige of een wat spottende manier, waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld is. Vaak zegt hij dan het tegenovergestelde van wat hij eigenlijk bedoelt. 

    Bijvoorbeeld:
    – Geweldig hoor, die twee voor je toets!
    – Fijn, al die moddersporen op de schone vloer!

    Zelf gebruik je vast ook weleens ironie. Als je wilt dat de ander weet dat je het niet serieus bedoelt, zet je er vaak een emoticon achter.

    Slide 6 - Slide

    Ik word doodmoe van dat gezeur van jou.
    A
    ironie
    B
    overdrijving

    Slide 7 - Quiz

    Slide 8 - Slide

    Was het plaatje ironisch?
    A
    Ja
    B
    Nee

    Slide 9 - Quiz

    Het was een doodsaaie film
    A
    ironie
    B
    overdrijving

    Slide 10 - Quiz

    Ik sta hier al eeuwen op je te wachten.
    A
    ironie
    B
    overdrijving

    Slide 11 - Quiz

    'Yes, het regent', zei de jongen sip terwijl hij naar buiten keek.
    A
    ironie
    B
    overdrijving

    Slide 12 - Quiz

    Bedenk zelf een ironische of overdreven uitspraak.

    Slide 13 - Open question

    Slide 14 - Video

    Aan de slag met:
    • H5, woordenschat: Opdr. 1, 2, 3, 4 & 7

    Hoe? Per boek

    Vragen:
    Ik loop door het lokaal om je vraag te beantwoorden. Ik kom vanzelf bij je 
    langs.

    Wat te doen als je klaar bent:
    • Nakijken H5 taalverzorging. (antwoordbladen staan op 'Its Learning')


    Voor hoe lang?




    Groen: Overleggen met je klasgenoten mag. Heb je vragen? Wacht op de docent, of vraag je klasgenoot.
    Oranje: We werken op fluisterniveau, vragen? Wacht op de docent.
    Rood: We zijn stil aan het werk. Je vragen mag je op een later moment stellen.



    timer
    1:00

    Slide 15 - Slide

    Einde van de les:
    Thijs B
    Yves
    Isabelle
    Bjorn
    Lars
    Dylan

    Blijven zitten.


    Slide 16 - Slide

    De volgende les:
    Is het hemelvaartsdag;


    donderdag 2 juni Pitch:
    13:30 uur Rik Abbas
    13.45 uur Alanta Raaf
    14.00 uur Thijs Boonman
    14.15 uur Niels Matser


    Slide 17 - Slide