NN7 HV2 - Voegwoord

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


Slide 1 - Slide

Welkom 2E! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek


Slide 2 - Slide

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek

Slide 3 - Slide

Welkom 2F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. 

Leg het volgende vast op tafel:
  • schrift en etui
  • leesboek

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 6 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Wat weet je al?
  • Uitleg voegwoord
  • Opdrachten maken
Leerdoelen:
- Ik kan nevenschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.
- Ik kan onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 7 - Slide

Wat zijn voegwoorden?
Welke voegwoorden ken je al?

Slide 8 - Mind map

Voegwoord
Voegwoorden (vgw) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:
  • twee woorden
pizza of hamburger
  • twee woordgroepen
de zware training en de spannende wedstrijd
  • twee zinnen
Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardennen.

Slide 9 - Slide

Voegwoord
Er zijn twee soorten voegwoorden:

  • nevenschikkende voegwoorden (ns. vgw.): verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen.
dus, en, maar, of, want

Slide 10 - Slide

Voegwoord
Er zijn twee soorten voegwoorden:

  • nevenschikkende voegwoorden (ns.vgw)

  • onderschikkende voegwoorden (os.vgw): verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin.
aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 11 - Slide

Wat is het voegwoord?
Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.

Slide 12 - Open question

Wat is het voegwoord?

Janneke moest vanmorgen naar het ziekenhuis, omdat ze plotseling was uitgegleden op de trap.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 13 - Quiz

Wat is het voegwoord?

Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.

Slide 14 - Open question

Wat is het voegwoord?

Aangezien Piet een mooi cijfer had gehaald voor Nederlands, maakte hij zich minder zorgen over zijn aankomende rapport.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 15 - Quiz

Wat is het voegwoord?

Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.

Slide 16 - Open question

Wat is het voegwoord?

Diek heeft het hele weekend lekker buiten in de sneeuw gespeeld, maar daarna was hij de sneeuw wel een beetje zat.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdr. 1 t/m 3, 5 en 8B van Grammatica Woordsoorten
Open het online boek - Cursus 5 Grammatica - 10 WS Voegwoord 

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?
Kies uit: lezen in je leesboek, extra oefenen


timer
9:00

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Woensdag 9 oktober:
  • C5, P10, opdr: 1 t/m 3, 5, 8B



Slide 19 - Slide

Huiswerk
Donderdag 10 oktober:
  • C5, P10, opdr: 1 t/m 3, 5, 8B



Slide 20 - Slide