Thema 4 les 16

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Thema 4 les 16

Doel

Ik kan het hele werkwoord opschrijven.

Wij-vorm

Drie vormen

Ik vorm

Hij vorm

Wij vorm

Rennen

Ik ren, hij rent, wij rennen

Hij vorm

= een ander.

Je oma, je broertje, de meester, de juf, het meisje, etc.

Opdracht 1

Ik speel het spel.
Hele werkwoord =
Wij .........

Hij werkt heel erg hard.
Hele werkwoord =
Wij .............

Er loopt een bijzonder persoon.
Hele werkwoord =

De onderduiker glimlacht naar mij.
Hele werkwoord =

De oma fluistert iets in zijn oor.
Hele werkwoord =

Zijn zusje ... liedjes zonder dat hij er last van heeft. (zingen)

Hij ... dan gezonde limonade die naar cola smaakt. (drinken)

De vader ... met verbazing wat er gebeurt. (kijken)

Opdracht 2

Vul het hele rijtje in. Voorbeeld:

Ik kijk naar de film.

ik kijk - hij kijkt - wij kijken

Hij springt in de tijdmachine.
ik ...... - hij ....... - wij ......

Hij ontmoet een slim meisje.
ik ...... - hij ....... - wij ......

Zij zorgt goed voor hem.
ik ...... - hij ....... - wij ......

Ik schrijf een mooi verhaal.
ik ...... - hij ....... - wij ......

Ik kan het hele werkwoord schrijven.

Ik vind het lastig.

Ik kan het redelijk.

Ik kan het goed.