What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Quiz lesweek 2 tot en met lesweek 6.
Welkom bij de les
Deze les bestaat uit een quiz waarbij een flink deel van de theorie, die tot nu toe behandeld is, gebruikt is.
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom bij de les
Deze les bestaat uit een quiz waarbij een flink deel van de theorie, die tot nu toe behandeld is, gebruikt is.
Slide 1 - Slide
Waarom en hoe?
- Oefenen met de theorie
- Het gaat dus niet om goed of fout, maar om het oefenen.
- Let op; er kunnen meerdere antwoorden goed zijn.
Slide 2 - Slide
Wat betekent Anatomie:
A
De bouw en de vorm van het menselijk lichaam.
B
Het ontstaan en verloop van ziekten. (ook wel ziekteleer genoemd)
C
De werking en de functies van het lichaam.
D
De werking van het lichaam na het verloop van de ziekten.
Slide 3 - Quiz
Wat betekent Fysiologie:
A
De bouw en de vorm van het menselijk lichaam.
B
Het ontstaan en verloop van ziekten. (ook wel ziekteleer genoemd)
C
De werking en de functies van het lichaam.
D
De werking van het lichaam na het verloop van de ziekten.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent Pathologie:
A
De bouw en de vorm van het menselijk lichaam.
B
Het ontstaan en verloop van ziekten. (ook wel ziekteleer genoemd)
C
De werking en de functies van het lichaam.
D
De werking van het lichaam na het verloop van de ziekten.
Slide 5 - Quiz
Wat is je grootst orgaan?
A
Huid
B
Hart
C
Longen
D
Lever
Slide 6 - Quiz
Wat is je zwaarste orgaan?
A
Lever
B
Longen
C
Galblaas
D
Huid
Slide 7 - Quiz
Waar ligt je lever?
A
Rechts bovenin de buik
B
Onder je maag
C
Ligt onder het midden van je rug
D
In je buik, net onder het middenrif.
Slide 8 - Quiz
Welk orgaan heb je dubbel?
A
Je hart
B
Je huid
C
Je galblaas
D
Je nieren
Slide 9 - Quiz
Hoeveel kilo wegen je hersenen?
A
Ruim 3 kilo
B
Ruim 1 kilo
C
Ruim 4 kilo
D
Ruim 2 kilo
Slide 10 - Quiz
Welke soorten cellen zijn er?
A
Bot, huid, darm, en zenuwcellen.
B
Bot, huid, bloed en zenuwcellen.
C
Huid, darm, bloed en zenuwcellen.
D
Bot, huid, darm, bloed en zenuwcellen.
Slide 11 - Quiz
Zenuwcellen leven lang en kunnen zich, als ze eenmaal aangelegd zijn..
A
Zich steeds vermenigvuldigen.
B
Niet meer delen.
C
Zich steeds verbeteren.
D
Blijven ontwikkelen.
Slide 12 - Quiz
De cel kan..
A
Ademhalen.
B
Stoffen uitscheiden.
C
Voeding opnemen.
D
Vermeningvuldigen.
Slide 13 - Quiz
Alle delen van het lichaam die voor de beweging dienen, zoals de botten, gewrichten, spieren en pezen, noem je..
A
Bewegingsapparaat
B
Lichaamsapparaat
C
Beweegapparaat
D
Je lichaam is geen apparaat
Slide 14 - Quiz
Motorische beperkingen zijn stoornissen in of aan de ledematen, waardoor iemand gehinderd wordt in;
A
Handelen
B
Bewegen
C
Houding
D
Denken
Slide 15 - Quiz
Wat betekent zelfredzaamheid?
A
Het vermogen iets zelf te kunnen bedenken
B
Het vermogen iets zelf te kunnen bepalen
C
Het vermogen van iemand om voor zichzelf te zorgen
D
Het vermogen om iemand te kunnen redden.
Slide 16 - Quiz
Het skelet heeft als functies:
A
Stevigheid en vorm aan het lichaam geven;
B
Aanhechtingsplaats voor spieren, waardoor deze het lichaam kunnen laten bewegen;
C
Bescherming van kwetsbare organen, zoals hersenen, hart, longen, oog en oor;
D
Vorming van bloedcellen en bloedplaatjes in het beenmerg
Slide 17 - Quiz
De botten bestaan uit ...... soorten weefsel die elk hun eigen kenmerken hebben
A
Twee
B
Drie
C
Vier
D
Vijf
Slide 18 - Quiz
Het kraakbeenweefsel komt in het lichaam minder voor dan beenweefsel.
A
Waar
B
Onwaar
C
Allebei waar
D
Geen van de antwoorden is juist
Slide 19 - Quiz
Waar zit o.a. het kogelgewricht?
A
Je heup
B
Je duim
C
Je knie
D
Je elleboog
Slide 20 - Quiz
Wat doet het scharniergewricht?
A
in één richting bewegen: buigen of strekken;
B
Draait om het andere heen.
C
Geeft de grootste bewegingsvrijheid,
D
In twee richting bewegen: buigen of strekken;
Slide 21 - Quiz
Spieren kun je verdelen in .... groepen:
A
Drie
B
Vier
C
Twee
D
Het is maar één groep
Slide 22 - Quiz
Aandoeningen in het spierstelsel:
De bekendste zijn dystrofie van;
A
Mowat Wilson syndroom
B
van Becker
C
Duchenne
D
Down syndroom
Slide 23 - Quiz
De meeste spierdystrofieën zijn erfelijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Welke uitspraak klopt;
Ziekte van Duchenne..
A
Komt alleen bij meisjes voor
B
Komt alleen bij jongens voor
C
Komt voornamelijk alleen bij jongens voor
D
Komt voornamelijk alleen bij meisjes voor
Slide 25 - Quiz
De bekendste gewrichtsaandoeningen zijn;
A
Astma
B
Artrose
C
Reuma
D
Remia
Slide 26 - Quiz
Reumatoïde artritis is iets anders dan Reuma..
A
Waar?
B
Niet waar?
C
D
Geen van beiden waar.
Slide 27 - Quiz
Tot ongeveer je ........ levensjaar worden je botten opgebouwd?
A
Tot ongeveer je twintigste.
B
Tot ongeveer je dertigste.
C
Tot ongeveer je dertigste.
D
Tot ongeveer je veertigste .
Slide 28 - Quiz
Wat is Osteoporose?
A
Botverkalking
B
Botoplossing
C
Botontkalking.
D
Botziekte
Slide 29 - Quiz
In het zintuig voelen zijn verschillende onderdelen:
Welke stelling klopt over warmtezintuigen?
A
De zintuigen waarschuwen je als je in aanraking komt met iets warms.
B
Deze zintuigen reageren als er iets op je huid drukt. Ze liggen diep in je huid.
Slide 30 - Quiz
In het zintuig voelen zijn verschillende onderdelen:
Tastzintuigen:
A
De zintuigen waarschuwen je als je in aanraking komt met iets warms.
B
Deze zintuigen reageren als er iets op je huid drukt. Ze liggen diep in je huid.
C
Deze zintuigen waarschuwen je als je in aanraking komt met iets kouds.
D
Door dit zintuig kun je waarnemen hoe voorwerpen aanvoelen.
Slide 31 - Quiz
De smaakzintuigen zitten in de tong.
Er zijn verschillende smaken;
A
Zoet
B
Zout
C
Bitter
D
Zuur
Slide 32 - Quiz
Wat is Tinnitus?
A
Doofheid
B
Oorsuizen
C
Slechthorendheid
D
Zowel, A,B,C zijn juist.
Slide 33 - Quiz
Wanneer ben je blind?
A
Als je niks kunt zien.
B
Als alles donker is.
C
Als je soms toch nog wat kunt zien.
D
Wanneer iemand minder dan 5% ziet.
Slide 34 - Quiz
Wat speelt er mee als een oorzaak van blindheid?
A
Erfelijke factoren
B
Stoornissen tijdens het geboorteproces of kort daarna.
C
Beschadigingen aan het oog
D
Ongezond eten
Slide 35 - Quiz
Het ademhalingsstelsel bestaat uit:
A
neus- en mondholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes.
B
neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes.
C
neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en blaasjes.
D
neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijpen longblaasjes.
Slide 36 - Quiz
Bekenden aandoeningen aan ademhaling stelsel:
A
COPD en Astma
B
Astma
C
COPD
D
COPA en Astma
Slide 37 - Quiz
Welke ziekte is besmettelijk?
A
Astma
B
Tubercolose
C
COPD
D
Tuberculose
Slide 38 - Quiz
Heeft deze quiz je geholpen?
A
Enorm!
B
Ik wist alles allang.
C
Ik vond het super!
D
Ik doe alleen mee aan quizzen als ik ook iets kan winnen.
Slide 39 - Quiz
Slide 40 - Slide
More lessons like this
Lesweek 4
September 2021
- Lesson with
17 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
Lesweek 4
January 2022
- Lesson with
26 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
les 3
September 2020
- Lesson with
18 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 1
Ziekten van het bewegingsapparaat
October 2023
- Lesson with
19 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 1
Module 3 - Lesweek 3
September 2023
- Lesson with
51 slides
Maatschappelijke zorg
MBO
Studiejaar 1
OP 1 Les 4: Reumatische aandoeningen en Spierziekten
October 2022
- Lesson with
47 slides
Bewegingsagogie
MBO
Studiejaar 2
Spierdystrofie (duchenne)
10 days ago
- Lesson with
34 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 1
Ziekte van Steinert
March 2021
- Lesson with
14 slides
Verzorgende
MBO
Studiejaar 1