Thema 5 Erfelijkheid&evolutie Basistof 3

Thema 6 Erfelijkheid & Evolutie
Basisstof 1 Genotype en fenotype
Basisstof 2 Chromosomen
Basisstof 3 Genen en allelen
Basisstof 4 De evolutietheorie
Basisstof 5 Geschiedenis van het leven op aarde
Basisstof 6 DNA-technieken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 6 Erfelijkheid & Evolutie
Basisstof 1 Genotype en fenotype
Basisstof 2 Chromosomen
Basisstof 3 Genen en allelen
Basisstof 4 De evolutietheorie
Basisstof 5 Geschiedenis van het leven op aarde
Basisstof 6 DNA-technieken

Slide 1 - Slide

Herhaling
In de vorige basisstof heb je gezien dat in je lichaamscellen de chromosomen in paren voorkomen, in geslachtscellen enkelvoudig.
Een Genvariant is de informatie op een van de genen van een genenpaar.
Je geslachtschromosomen zijn het 23e chromosomenpaar: XX of XY
Door geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen.

Slide 2 - Slide

Basisstof 3
Je hebt DNA nagebouwd met jellybeans, vandaag gaan we verder met de bouw van DNA en genen. Er zijn verschillende varianten van een gen: zo kun je een gen hebben voor steil haar of krullend haar. Ten slotte bekijk je wat er gebeurd als een chromosoom beschadigd raakt. Bekijk nu het filmpje.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Is het plaatje hiernaast een
chromosomen portret van
iemand met het syndroom
van Down?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Belangrijke woorden
Basen/basenpaar
Eiwitten
Genvariant of allel
Allelenpaar
Mutatie (verandering)
Mutant - albino
Mutagene invloeden
Tumor - kwaadaardig -
kanker - uitzaaiing

Slide 6 - Slide

Bouw van DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit de stof DNA, DNA is opgebouwd uit de basen A, C, T, G, zie de afbeelding links. 
Doordat de basenparen van het DNA in een bepaalde volgorde liggen , ontstaat een code met informatie. 
Je DNA bevat informatie over hoe je eruit ziet en voor het goed werken van je organen en cellen. 
De basenparen die samen nodig zijn voor een eigenschap, vormen een gen.

Slide 7 - Slide

DNA- gen-eiwit
Genen op DNA bevatten de informatie voor het maken van eiwitten, zoals te zien is in de afbeelding. Dit gaat met een kopie als tussenstap (mRNA) maar dat hoef je niet te kennen. 
Voorbeelden van eiwitten in je lichaam: spieren bestaan voor een groot deel uit eiwitten, het hormoon insuline is een eiwit, melanine die de iris van je ogen een kleur geven komt tot stand door eiwitten.

Slide 8 - Slide

Genvariant - allel 1

In de afbeelding hiernaast zijn twee chromosomen van hetzelfde paar te zien. In deze afbeelding zijn de gekleurde bandjes (met de informatie voor een erfelijke eigenschap) allemaal hetzelfde. Zie afbeelding 3 en 4  op bladzijde 115 van je boek: daar zijn sommige bandjes anders. Op die plaats verschilt de informatie van de chromosomen, je hebt bijvoorbeeld een gen voor blond haar en één voor bruin haar. 

Slide 9 - Slide

Genvariant - allel 2

Elk chromosoom van één chromosomenpaar bevat een allel, samen noem je dat een allelenpaar. Bekijk afbeelding 4 op bladzijde 115 van je boek nog maar eens. 

Slide 10 - Slide

Mutatie 1
Een chromosoom kan beschadigd raken, daardoor verandert de erfelijke informatie voor één of meer erfelijke eigenschappen. 
De plotselinge verandering van het genotype noem je een mutatie (verandering). Een organisme waarbij de mutatie is te zien in het fenotype, noem je mutant. 

Slide 11 - Slide

Mutatie 2
Een mutatie kan voordelig zijn voor een individu: rechts zie je de ijsbeer, van oorsprong een bruine beer die een jong kreeg met een mutatie (lichte vacht). Deze kon beter prooien vinden en gaf deze lichte vachtkleur door aan zijn/haar jongen.

Slide 12 - Slide

Mutatie 3
Een mutatie kan dus positief zijn (ijsbeer voorbeeld) maar het kan ook negatief zijn: albinisme onder mensen (sneller kans op huidkanker). 
Mutaties in één lichaamscel zijn niet erg, de andere cellen zijn onveranderd. Mutaties in geslachtscellen kunnen wel gevolgen hebben.

Slide 13 - Slide

Mutagene invloeden

DNA kan beschadigd raken (muteren) onder invloed van mutagene invloeden: UV-straling (van o.a. de zon), asbest, sigarettenrook, röntgenstraling en radioactieve straling.

Slide 14 - Slide

Kanker
Wanneer er een mutatie is in de genen die zorgen dat cellen zich niet te snel delen, kan en gezwel/tumor ontstaan. 
De bovenste afbeelding laat een goedaardig gezwel zien, op de onderste een kwaadaardig gezwel en dit noem je kanker.

Slide 15 - Slide

Kanker
Je ziet dat deze tumor snel groeit en de bouw van weefsels verstoord. 
Wanneer cellen van de tumor in bloed of lymfe terechtkomen kunnen ze ergens anders in je lichaam terechtkomen en daar tumor(en) vormen: uitzaaiing(en).

Slide 16 - Slide

Sleep de juiste basen in het DNA molecuul
A
T
A
C
C
G

Slide 17 - Drag question

Hoe noem je een plotselinge verandering van het genotype?

Slide 18 - Open question

Huiswerk
Lees Thema 5 Bassistof 3 (bladzijde 114 t/m 118) door. 

Maak de opdrachten:
- 1 t/m 1 t/m 3

Slide 19 - Slide

Samenvatting
- DNA is opgebouwd uit de  basenparen A-T en C-G, het bevat de informatie voor het maken van stoffen en voor celprocessen
- Genen bevatten de informatie voor het maken van eiwitten
- Allel: genvariant, informatie in een gen op één chromosoom
- Mutatie: plotselinge verandering van het genotype, spontaan of door mutagene invloeden
- Kanker begint bij een cel die zich ongeremd gaat delen, er ontstaat een tumor en de bouw van het weefsel wordt verstoord. Eventueel kan de tumor gaan uitzaaien.

Slide 20 - Slide