In teksten staan soms voorbeelden om moeilijke woorden uit te leggen. Dan weet je meteen wat de schrijver bedoelt. Een voorbeeld wordt vaak gebruikt:
1. na een signaalwoord als (bij)voorbeeld, zoals, denk maar aan ..., neem, zo:
- Op nationale feestdagen, zoals Koningsdag en Bevrijdingsdag, hangen veel Nederlanders de vlag uit.
2. na een dubbele punt:
- Via internet kun je heel wat feestartikelen kopen: slingers, ballonnen, hoedjes en confetti.
3. voorafgaand aan een moeilijk woord of begrip:
– De Dag van de Leraar, de Secretaressedag en de Dag van de Verpleging zijn dagen waarop we een beroepsgroep in het zonnetje zetten.