H4 Spelling en formuleren (periode 1) ww spelling

Werkwoordspelling

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd?
Ik ervoor / erachter
Jij (je) erachter                    : IK-VORM
Gebiedende wijs

Alle overige ww                  : IK-VORM + T

Let op!!      Je vader = Hij / Je moeder = Zij  /Je = Jouw   --> MET T!

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd?


De laatste letter van de stam!! (=hele ww -en)
Wel erin --> dan te (n)  (N, ow = meervoud) 
Niet erin --> dan de (n) (N,  ow = meervoud)
Nu de IKVORM schrijven +de(n) 
                                                   +te (n)
'T eXKoFSCHiP

Slide 3 - Slide

Voltooid deelwoord?
1. Staat er een vorm van hebben, zijn of worden in?
Ja! --> dan moet je het werkwoord langer maken!
VB: is gebeur........ (gebeurde of gebeurte?)
Hoor je -de dan schrijf je d
Hoor je -te dan schrijf je t
2. Twijfel?
Gebruik dan de regels van 'T eXKoFSCHiP
NOOIT DT AAN HET EIND VAN EEN VOLTOOID DEELWOORD!!!

Slide 4 - Slide

Onvoltooid deelwoord?
Het hele werkwoord overnemen + d!
Vaak (niet altijd) staat het werkwoord vooraan de zin.

VB: Lachend liep zij naar school
Fietsend gingen zij na het feest weer naar huis.
Zij gingen fietsend na het feest weer naar huis.

Slide 5 - Slide

Werkwoord bijvoeglijk gebruikt?
Let op!
Lidwoord, ..................(in te vullen ww), Zelfstandig naamwoord
BV: De gestrande walvis

Slide 6 - Slide

Voorbeelden die je tegenkomt:
Maar let goed op!! Je schrijft een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord zo kort mogelijk!
1- Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt, heeft altijd één t of één d !

Het vliegtuig landde veilig. Het gelande vliegtuig.
Hij verlootte de cadeaus. De verlote cadeaus.

Slide 7 - Slide

Voorbeelden die je tegenkomt:
2- In een open lettergreep komen nooit twee klinkers.

Het deeg wordt gekneed. Het geknede deeg.
De plantjes worden gepoot. De gepote plantjes

Slide 8 - Slide

Voorbeelden die je tegenkomt:
3- Na een korte klinker verdubbelen we de volgende medeklinker.

De tuin wordt netjes omgespit. De omgespitte tuin.
Het kind werd gered. Het geredde kind.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden die je tegenkomt:
4- Bij sterke werkwoorden zijn voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord hetzelfde

De jongen is gevallen. De gevallen jongen.
De bejaarde is geschrokken. De geschrokken bejaarde.

Slide 10 - Slide

Werkwoorden oefenen
Schrijf de hele werkwoordsvorm op.
Zet een komma en spatie tussen verschillende antwoorddelen.

Slide 11 - Slide

Hoe het nu verder gaat en of hij dit jaar nog (verhuizen), (bepalen) zijn raadsman.

Slide 12 - Open question

(Vinden, tt) je zus het vervelend dat we gisteren series (bingen, vt) op haar bank?

Slide 13 - Open question

Wij verwachten dat u zich geen moment (vervelen) in de door ons (uitzoeken) villa.

Slide 14 - Open question

Toen Pierre en Patty (finishen) vroeg ik mij af of zij dat opzettelijk zo slecht (timen).

Slide 15 - Open question

Het (misten) gister zo erg dat ik niet doorhad dat ik mijn fietspartner (missen).

Slide 16 - Open question

De (beantwoorden) e-mails zijn niet op tijd (afleveren).

Slide 17 - Open question

U zou ons salaris in 2022 al eerder (storten), maar vanaf dat moment (storten, vt) u helemaal niets meer.

Slide 18 - Open question

(Vermoeden) je dat je bent aangenomen of denk je dat de baan al aan een ander is (beloven)?

Slide 19 - Open question

Ik (trachten) op tijd te vertrekken, maar mijn ouders (achten) mijn kans om op tijd te arriveren gering.

Slide 20 - Open question

(Updaten, vt) en (formatteren, vt) jouw zusje mijn laptop nou al een keer?

Slide 21 - Open question

Aan de slag (Blauwe  boekje)
Extra opdrachten werkwoordspelling
Probeer zover mogelijk te komen.
Schrijf het hele in te vullen werkwoord in je schrift.

Slide 22 - Slide