BLOK 4 OVER TAAL opdr 27 tm 30

OVER TAAL blok 4
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

OVER TAAL blok 4

Slide 1 - Slide

Vorige les
Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?
Weet je wat samenstellingen zijn?

Slide 2 - Slide

Trappen van vergelijking
Groot - .... - ....

Slide 3 - Open question

Trappen van vergelijking
.... - schoner - ....

Slide 4 - Open question

Trappen van vergelijking
.... - .... - best

Slide 5 - Open question

Trappen van vergelijking
veel - .... - ....

Slide 6 - Open question

Vul hier zoveel mogelijk samenstellingen in
timer
1:00

Slide 7 - Open question

Lesdoelen
Na deze les:
- kun je het stappenplan moeilijke woorden goed gebruiken (herhaling);
- kun je de juiste betekenis in een woordenboek opzoeken.

Slide 8 - Slide

Lesopzet
- Lesdoelen doornemen;
- Uitleg stappenplan moeilijke woorden;

Slide 9 - Slide

Wat weet je al? 
Je hebt al geleerd hoe je zoekwoorden in een woordenboek moet gebruiken. 
Je hebt het stappenplan moeilijke woorden al eens geleerd. 
Je weet wat grondwoorden zijn.
Je weet wat een samenstelling is. 
Weet je het niet meer? kijk in blok 1-2-3 Over taal 

Slide 10 - Slide

Wat doe jij als je een woord niet kent?
Hoe kun je achter de betekenis komen?

Slide 11 - Mind map

Stappenplan moeilijke woorden
Vaak is opzoeken in een woordenboek niet nodig. 
Je kan de betekenis achterhalen door de 4 stappen van het stappenplan te gebruiken. 

Slide 12 - Slide

Stap 1
Lees een stukje terug of verder en kijk of het woord wordt uitgelegd. 

Slide 13 - Slide

Stap 2
Kijk naar bekende stukjes in het woord. 

  • Soms is een woord een samenstelling en kun je de betekenis uit de twee woorden afleiden. 
  • Soms heeft een woord een voor- of achtervoegsel waarvan je de betekenis kent. 

Slide 14 - Slide

Stap 3
Kijk, als die er zijn, naar de plaatjes bij de tekst. 

Slide 15 - Slide

Stap 4
Vraag de betekenis of zoek de betekenis op in een (online) woordenboek. 

Veel woorden hebben méér dan één betekenis. 
Lees alle betekenissen goed door en kies de betekenis die het beste in de tekst past. 

Slide 16 - Slide

voorbeeld:
'Wil je in je nieuwe kamer behang met of zonder motief?
in het woordenboek zie je twee betekenissen. 



Deze zin gaat over behang. Je begrijpt dat je betekenis 2 moet hebben. 


Slide 17 - Slide

Opdracht 
Kies de juiste betekenis van het woord in de zin. Kijk goed naar de betekenis van het woord. Als je woorden niet kent, gebruik je het STAPPENPLAN MOEILIJKE WOORDEN  
(blok 4, over taal, theorie)

Slide 18 - Slide

Ik heb een goed ARGUMENT om te laat te komen
A
goed plan
B
goed idee
C
goede reden
D
goede manier

Slide 19 - Quiz

Mijn zus en haar vriendinnen fietsen AFZONDERLIJK naar school, ik ga gelukkig samen met mijn vrienden.
A
op een andere tijd
B
elk apart
C
alleen
D
gezamenlijk

Slide 20 - Quiz

Jos moet tegen de pijn de volgende DOSIS paracetamol innemen: 1000 milligram per keer.
A
hoeveelheid
B
tabletje
C
doosje
D
aantal

Slide 21 - Quiz

Ik eet GEREGELD vis in plaats van vlees.
A
vaak
B
meestal
C
bijna nooit
D
regelmatig

Slide 22 - Quiz

Hij is het niet eens met de ……. 'muziek maakt mensen blij', zijn mening is dat het meer te maken heeft met de soort muziek.
A
stelling
B
reden
C
oorzaak
D
uitspraak

Slide 23 - Quiz

Mijn familie slaapt nog, maar ik ben ....... aan het joggen
A
praktisch
B
reeds
C
geregeld
D
garantie

Slide 24 - Quiz

welke betekenis ken je van het woord "brommen"

Slide 25 - Mind map

Zoek "brommen" op in een online woordenboek. Welke betekenissen vind je?

Slide 26 - Open question

Onze buurman heeft de belastingdienst opgelicht. Hij is betrapt en moet nu brommen.
Wat betekent brommen in deze zin?
A
zacht zoemend geluid maken.
B
in de gevangenis zitten
C
mopperen op iemand
D
op een bromfiets rijden

Slide 27 - Quiz

(huiswerk)opdracht
- Wat: Leer de theorie en maak: blok 4, Over taal, opdracht 27 t/m 30;
- Hoe: je maakt dit alleen of in stil overleg met je buur;
- Tijd: tot vijf minuten voor het eind van de les.

Slide 28 - Slide

Leerdoelencheck
- Kan je het stappenplan moeilijke woorden goed gebruiken (herhaling)?
- Kan je de juiste betekenis in een woordenboek opzoeken?

Slide 29 - Slide

(huiswerk)opdracht
Maak opdracht 4.12 opdracht 29 en 30 in de online methode 
of 
in je schrift opdracht 29 en 30  blz 188-189

Slide 30 - Slide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 31 - Slide

uitdrukkingen opzoeken in het woordenboek. 
Kijk altijd bij het belangrijkse woord in het woordenboek. 

'Er zit een addertje onder het gras.'


Slide 32 - Slide

Opdracht
Je krijgt zo een aantal uitdrukkingen te zien. 
Bij welk woord zoek je deze op in het woordenboek? 

DUS: Niet de betekenis van de uitdrukking opschrijven maar het woord dat je opzoekt omde betekenis te vinden in het woordenboek. 

Slide 33 - Slide

Joop kijkt door een roze bril.

Slide 34 - Open question

Miriam straalt helemaal.

Slide 35 - Open question

Bodhi loopt met zijn hoofd in de wolken.

Slide 36 - Open question

Olaf gaat op zijn strepen staan.

Slide 37 - Open question

Sabrina heeft haar diploma met de hakken over de sloot gehaald.

Slide 38 - Open question

(huiswerk)Opdracht
Maak de online opdrachten 29 t/m 31 B van 4.12 

of 

in je schrift opdracht 29 t/m 31 blz 188-190

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Link

Hoe kom ik bij de methode Online?

antoonschellenscollege.nl --> Magister (inloggen) --> leermiddelen --> Opniveau totaallicentie 1 KGT--> BLOK 4 --> grammatica

Lukt het niet? stuur me een bericht via Teams! 
(tot 15.00 uur bereikbaar) 

Slide 41 - Slide


Slide 42 - Open question