This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Paragraaf 1: Geluid maken en horen
Geluidsbronnen
Hoe hoor je geluid?
Verspreiding van geluid, tussenstof
Geluidssnelheid in verschillende tussenstoffen
Rekenen met geluidssnelheid: s = v x t
Slide 1 - Slide
Paragraaf 2: Toonhoogte en frequentie
De toonhoogte van een snaar hangt af van..
Frequentie: aantal trillingen per seconde (Hz)
Meer trillingen per seconde = hoger geluid
Frequentiebereik van mensen
Trillingstijd = hoe lang duurt 1 trilling (s)
f = 1 : T en T = 1 : f Let op milliseconde of kiloHertz!
Oscilloscoop aflezen: aantal hokjes x tijd per hokje = T
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Paragraaf 3: Geluidssterkte
Amplitude: Hoe ver gaat een trilling van het midden af
Hoe groter de amplitude, hoe harder het geluid
Geluidssterkte meet je in...
Rekenen met decibel: 2 keer zo hard = +3 dB
Verschil tussen dB en dB(A)
Gehoordrempel en pijngrens -> Aflezen in grafiek
Slide 4 - Slide
Paragraaf 4: Geluidsoverlast bestrijden
Hinderlijk en schadelijk geluid
Drie manieren om geluidsoverlast te voorkomen
Slide 5 - Slide
Herhalen hoofdstuk 6: Geluid
Hou je rekenmachine erbij!
Slide 6 - Slide
Welke dingen heb je nodig om geluid te kunnen horen?
A
Geluidsbron en oren
B
Geluidsbron, medium, oren
C
Geluidsbron en ontvanger
D
Geluidsbron, tussenstof en ontvanger
Slide 7 - Quiz
Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen veroorzaakt.
Wat is geen geluidsbron?
A
de stembanden
B
een luidspreker
C
een motor
D
het trommelvlies
Slide 8 - Quiz
Wat is geen tussenstof?
A
lucht
B
water
C
vacuüm
D
staal
Slide 9 - Quiz
Hoe groot is de geluidssnelheid in lucht?
A
259 m/s
B
1 m/s
C
5100 m/s
D
343 m/s
Slide 10 - Quiz
Je wil de diepte van de zee weten. De snelheid van geluid in zeewater is 1510 m/s. het duurt 0,25 sec voor het geluid de bodem raakt. hoe diep is de zee?
A
6040 m
B
377,5 m
C
3020
D
188,75 m
Slide 11 - Quiz
De toonhoogte van een snaar van een gitaar kun veranderen door:
A
De spanning aan te passen
B
De dikte aan te passen
C
De lengte aan te passen
D
Alle drie de antwoorden zijn juist
Slide 12 - Quiz
Wat kun je met een oscilloscoop?
A
Trillingen maken
B
Toonhoogte veranderen
C
Trillingen zichtbaar maken.
D
DJ worden!
Slide 13 - Quiz
Hoe groter de frequentie hoe ... het geluid.
A
harder
B
zachter
C
hoger
D
lager
Slide 14 - Quiz
Een snaar trilt 1200 keer per minuut. Wat is de frequentie?
A
20 Hz
B
60 Hz
C
1200 Hz
D
120 Hz
Slide 15 - Quiz
De trillingstijd is 0,01 seconde. Wat is de frequentie?
A
0,1 Hz
B
1 Hz
C
10 Hz
D
100 Hz
Slide 16 - Quiz
De frequentie is 250 Hz. Wat is de trillingstijd?
A
0,004 s
B
250 s
C
4 s
D
0,025 s
Slide 17 - Quiz
Wat is de trillingstijd als de frequentie 150 hertz is?
A
0,00667 seconde
B
0,0667 seconde
C
150 seconde
D
1,5 seconde
Slide 18 - Quiz
Welke frequentie hoort er bij een trillingstijd van 4 ms?
A
250 Hz
B
0,25 Hz
C
4 Hz
D
4000 Hz
Slide 19 - Quiz
Hoe kleiner de amplitude, hoe ... het geluid
A
harder
B
zachter
C
hoger
D
lager
Slide 20 - Quiz
Van de drie tonen hiernaast zijn er twee even hoog. Welke zijn dat?
A
a en b
B
b en c
C
a en c
D
dat kun je niet weten vanaf dit beeld
Slide 21 - Quiz
Van de drie tonen hiernaast zijn er twee even hard. Welke zijn dat?
A
a en b
B
b en c
C
a en c
D
dat kun je niet weten vanaf dit beeld
Slide 22 - Quiz
Vanaf hoeveel decibel is geluid schadelijk?
A
40 decibel
B
80 decibel
C
100 decibel
D
120 decibel
Slide 23 - Quiz
1 grasmaaier heeft een geluidssterkte van 80 decibel
Wat is dan de geluidssterkte van 4 grasmaaiers?
A
84 decibel
B
86 decibel
C
160 decibel
D
320 decibel
Slide 24 - Quiz
De pijngrens is
A
de geluidsterkte waarbij je oren pijn doen
B
hetzelfde als je gehoordrempel
C
het hardste geluid wat je kan horen
D
het zachtste geluid wat je kan horen
Slide 25 - Quiz
Bij welke maatregel past
Geluidswallen/schermen
A
Bij de geluidsbron
B
Tussen de geluidsbron en de ontvanger
C
Bij de ontvanger
Slide 26 - Quiz
Bij welke maatregel past
Oordoppen
A
Bij de geluidsbron
B
Tussen de geluidsbron en de ontvanger
C
Bij de ontvanger
Slide 27 - Quiz
Bij welke maatregel past
Rubberen mat onder de schuurmachine
A
Bij de geluidsbron
B
Tussen de geluidsbron en de ontvanger
C
Bij de ontvanger
Slide 28 - Quiz
Welk gedeelte van het hoofdstuk vind je nog lastig?