stof SO

SO maandag 21 november
 Kapitel 2: Woordenlijsten A, B D/F DN-ND

Aantal woorden NL-DU / DU-NL
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

SO maandag 21 november
 Kapitel 2: Woordenlijsten A, B D/F DN-ND

Aantal woorden NL-DU / DU-NL

Slide 1 - Slide

SO maandag 21 november
Luistervaardigheid - juiste antwoord kiezen

Voorbeeld: 
Tom was blij met zijn cadeau  / niet blij met zijn cadeau / had het cadeau al 

Onderstreep het juiste antwoord


Slide 2 - Slide

Luisteren
Maak de Oefentoets op Trabitour
Ga via ELO naar de website
Klik op hoofdstuk 2
Rechtsonder in het scherm zie je 'oefentoets'
Maak het gedeelte luisteren.

Slide 3 - Slide

SO maandag 21 november
Onderstreep het woord dat met hoofdletter moet worden  geschreven.

paula ist ein mädchen.
tom wohnt in berlin.
Tom und paula sind geschwister.
Die kinder wohnen in einem kleinen haus.


Slide 4 - Slide

SO maandag 21 november
Onderstreep het woord dat met hoofdletter moet worden  geschreven.

paula ist ein mädchen.
tom wohnt in berlin.
Tom und paula sind geschwister.
Die kinder wohnen in einem kleinen haus.


Slide 5 - Slide

SO maandag 21 november
Grammatik C - lidwoorden, zelfstandig naamwoorden & hoofdletters. 

______ Mädchen (vul het juiste lidwoord in)

meine freundin heißt katja 
Onderstreep de woorden die met een hoofdletter moeten.


Slide 6 - Slide

Der - die - das
die Blume
der Stier
das Baby
wat zijn de regels?

Slide 7 - Slide

De regels
der
die
das
- Mannelijke personen/dieren
- Vrouwelijke personen/dieren

- Veel woorden op -e

- -eit, -schaft, -ung
Onzijdig

Veel het-woorden

- verkleinwoorden op -chen en  -lein

die Menschen - de mensen
Eindigt op chen maar is geen verkleinwoord

Slide 8 - Slide

der-die-das?
... Mädchen
A
die
B
das
C
der

Slide 9 - Quiz

(der, die, das) Einladung
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

Schweinchen

Slide 11 - Slide

das Schweinchen
- verkleinwoord
-chen

Slide 12 - Slide

Kind

Slide 13 - Slide

das Kind
Het-woord in het NL

Slide 14 - Slide

Hotel

Slide 15 - Slide

das Hotel
Het-woord in het NL

Slide 16 - Slide

Manschaft

Slide 17 - Slide

die Manschaft
eindigt op -schaft

Slide 18 - Slide

Zeitung

Slide 19 - Slide

die Zeitung
eindigt op -ung

Slide 20 - Slide

Direktor

Slide 21 - Slide

der Direktor
mannelijk persoon

Slide 22 - Slide

Professorin

Slide 23 - Slide

die Professorin
vrouwelijk persoon

Slide 24 - Slide

Mädchen

Slide 25 - Slide

das Mädchen
verkleinwoord

Slide 26 - Slide

Feuer

Slide 27 - Slide

das Feuer
Het-woord in het NL

Slide 28 - Slide

Gruppe

Slide 29 - Slide

die Gruppe
Eindigt op -e

Slide 30 - Slide

Stier

Slide 31 - Slide

der Stier
mannelijk dier

Slide 32 - Slide

Lampe

Slide 33 - Slide

die Lampe
woord eindigt op -e

Slide 34 - Slide

Kuh

Slide 35 - Slide

die Kuh
vrouwelijk dier

Slide 36 - Slide

Thema

Slide 37 - Slide

das Thema
het woord in het NL

Slide 38 - Slide

Chef

Slide 39 - Slide

Chef
mannelijk woord

Slide 40 - Slide

Verkehrsverbindung

Slide 41 - Slide

die Verkehrsverbindung
eindigt op -ung

Slide 42 - Slide