Jeugdjournaal: quiz 4-7 november 2022

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 4 november
tot en met
maandag 7 november 2022
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jeugdjournaal: quiz
vrijdag 4 november
tot en met
maandag 7 november 2022

Slide 1 - Slide

Over welke onderwerpen gaat de quiz, denk je? Typ één onderwerp.

Slide 2 - Open question

Programma
1)    De foto bekijken. De tekst lezen.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    De video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   twee of meer woorden typen.
B)   of één of meer zinnen typen.
C)   of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 3 - Slide

Programma
1)    Video bekijken.
2)    De woorden bespreken met de leerlingen in je groepje.
3)    Video's opnieuw bekijken en bij één video:
A)   Twee of meer woorden typen.
B)   Of één of meer zinnen typen.
C)   Of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.
4)    Terugkijken naar de doelen.

Slide 4 - Slide

Doelen
1) Je kunt respectvol samenwerken in een groepje.​
2) Je kunt bij één van de video's: 
A) twee of meer woorden typen, die je niet eerder zelf
     genoemd hebt;
B) of één of meer zinnen typen;
C) of een samenvatting van maximaal drie zinnen typen.

Slide 5 - Slide

Samenwerken
1)  Kies een voorzitter en een schrijver.
2)  Kijk naar de video.​
3)  Lees de beginletter(s). Denk een halve minuut in stilte na.
4)  Noem één woord als de voorzitter je naam noemt.
     Kies zelf het nummer.
5)  Praat samen over het woord.
6)  Schrijf bij elk nummer één woord.

Slide 6 - Slide

Taken van de voorzitter
1)   Geef eerst een beurt aan een leerling​,
      die nog niet zo lang in de ISK zit.​
2)   Zorg ervoor dat alle leerlingen om de
      ​beurt een woord kunnen noemen. ​
3)   Zorg ervoor dat alle leerlingen meedoen.​

Slide 7 - Slide

Wat kan de voorzitter zeggen?
....  is aan de beurt.
…, jij bent aan de beurt.​​
…, wat denk jij?​
…, denk jij dat ook?​
...., ben je het ermee eens?

Slide 8 - Slide

Wat kun je zeggen?
Ik denk dat ook.​
Ik ben het ermee eens.
Ik denk dat het niet goed is.​
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In zeker twaalf gemeenten mag op 31 december en 1 januari geen 1) v__ worden afgestoken. Het is dus 2) v__ om het af te steken. Één van die 3) g__ is Amsterdam. De gemeenten vinden de schade, de 4) o__ en de milieuvervuiling een probleem. Veel 5) k__ vinden het jammer dat het niet mag.

Slide 12 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In zeker twaalf gemeenten mag op 31 december en 1 januari geen 1) vuurwerk worden afgestoken. Het is dus 2) verboden om het af te steken. Één van die 3) gemeenten is Amsterdam. De gemeenten vinden de schade, de 4) ongelukken en de milieuvervuiling een probleem. Veel 5) kinderen vinden het jammer dat het niet mag.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In Egypte is een grote vergadering over het 1) k__ gestart. Leiders (bijvoorbeeld presidenten) van ongeveer tweehonderd 2) l__ praten daar samen over de problemen. Minister president 3) M__ R__ is nu ook in Egypte. Ze praten over de 4) o__ van de aarde. De vergadering duurt bijna twee 5) w__.

Slide 16 - Slide

Doel: je kunt een passend woord noemen.
In Egypte is een grote vergadering over het 1) klimaat gestart. Leiders (bijvoorbeeld presidenten) van ongeveer tweehonderd 2) landen praten daar samen over de problemen. Minister president 3) Mark Rutte is nu ook in Egypte. Ze praten over de 4) opwarming van de aarde. De vergadering duurt bijna twee 5) weken.

Slide 17 - Slide

Vragen?
Heb je nog vragen?

Slide 18 - Slide

Opdracht
Kies één van de video's.
Typ twee of meer woorden, die je niet eerder genoemd hebt.
Of typ één of meer zinnen.
Of typ een samenvatting van maximaal drie zinnen.
Denk hier eerst een halve minuut in stilte over na.

Slide 19 - Slide

Typ twee of meer woorden of één of meer zinnen
of een samenvatting van maximaal drie zinnen.

Slide 20 - Open question

Ik kan bij elk onderwerp minimaal één woord noemen.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Ik kan respectvol samenwerken in een groepje.
A
Ik kan het een beetje.
B
Ik kan het goed.

Slide 22 - Quiz

Ik vind het leuk om in een groepje de quiz van het jeugdjournaal te doen.
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz