2A 2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Welkom, en
fijn dat je er bent!


Biologie
Mevrouw Valentijn
1 / 53
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom, en
fijn dat je er bent!


Biologie
Mevrouw Valentijn

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht

Schrijf in je schrift:
1. Welke voedingsmiddelen jij vandaag gegeten hebt.

2. Weet je ook welke voedingsstoffen daarin zitten? Noteer dat dan ook. 

  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek, schrift + pen
  6. Maak de startopdracht alleen en in stilte. 

timer
6:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Start thema voeding en vertering
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 1 --> Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voeding en vertering
2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
2.2 Het verteringsstelsel
2.3 De organen voor vertering
2.4 Gezonde voeding
2.5 Voedselbederf
2.6 Voeding/vertering bij zoogdieren
2.7 Nadenken over eten
2.8 Productinformatie

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 2.1
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt essentiele en niet essentiele voedingsstoffen onderscheiden

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voedingsstof & voedingsmiddel
Voedingsmiddel: alles wat je eet en drinkt.
Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen.

Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verbranding van glucose:


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Welke orgaanstelsels spelen een rol bij verbranding?
wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

ademhalingsstelsel: inademen

ademhalingsstelsel: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel

uitscheidingsstelsel

bloedvatenstelsel

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Teveel glucose in het bloed
Start

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Te weinig glucose in het bloed
Start

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Insuline
  • Teveel glucose in je bloed        --> insuline wordt gemaakt door de alvleesklier


  • Glucose-gehalte gaat omlaag.
  • Glucose wordt in de vorm van glycogeen opgeslagen in de lever en spieren. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Glucagon
  • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt het hormoon glucagon door de alvleesklier afgegeven --> zorgt ervoor dat glycogeen uit de lever en de spieren wordt omgezet in glucose --> de hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed wordt hoger.
          

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Glucosegehalte stijgt:
- Veel glucose in je bloed na een maaltijd
- Alvleesklier produceert insuline
- Insuline zorgt voor de opslag van glucose: glucose wordt omgezet in glycogeen
- Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spieren
- Glucosegehalte in het bloed daalt.




Glucose gehalte daalt:
- Weinig glucose in het bloed
- Alvleesklier maakt het hormoon glucagon aan
- Glucagon zet glycogeen weer om in glucose
- De glucose wordt afgegeven aan het bloed
- Glucosegehalte in het bloed stijgt


Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Eiwitten
Nodig voor bijvoorbeeld:
  • Vorming cytoplasma
  • Opbouw spieren

Teveel eiwitten?
 --> dan brandstof 
of opgeslagen als reservestof.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vetten

 Vooral brandstof.

Teveel vetten?
 --> dan opgeslagen als reservestof. Kan ook gebruikt worden als bouwstof

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vetten
  • Verzadigde vetten - dierlijke vetten (Vlees, eieren, melkproducten)

  • Onverzadigd - plantaardige vetten (noten, zaden)

Verzadigd = Verkeerd
Onverzadigd = O
Leveren energie en vit. A, D, E

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Water
  • Water is een belangrijkste bouwstof voor het lichaam
  • Lichaam volwassenen bestaat voor ongeveer 60% uit water.
  • Nodig voor vervoer van stoffen
  • Veel water in bloed en cytoplasma  

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vitaminen en mineralen (zouten)
Voorbeeld van mineralen:
calcium (kalk), fluoride, ijzer, natrium, kalium, 
magnesium
Voorbeeld van vitaminen:
A, B, C, E, K en D 
Bouwstoffen en beschermende stoffen.
Van te weinig of juist teveel vitaminen binnenkrijgen kan je ziek worden.
Vitamine A --> voor opbouw van je huid en om goed te kunnen zien
Vitamine D --> voor het vastleggen van kalk in je botten. Wordt aangemaakt in je huid o.i.v. (onder invloed van) zonlicht.
Kalk is een bouwstof --> bouw botten
Minaralen zijn ook beschermende stoffen om je gezond te houden. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Voedingsvezels



  • Geen voedingsstof 
  • Stimuleert de darmen
  • Voorkomt obstipatie (verstopping)
  • Zit in de celwand van planten,                                         dus in plantaardige voedingsmiddelen
  • Zorgen voor een verzadigd gevoel
  • Voedingsvezels worden zelf niet verteerd

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Voedingsvezels (= geen voedingsstof!)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

(niet) Essentiële voedingsstoffen
Essentiële voedingsstoffen: 
Voedingsstoffen die het lichaam niet zelf kan maken. Bijvoorbeeld:
  • Vitamine C
  • Bepaalde bouwstenen van eiwitten --> aminozuren
  • Sommige bouwstenen van vetten --> bepaalde onverzadigde vetten zoals linolzuur 
Niet essentiële voedingsstoffen: 
Voedingsstoffen die het lichaam zelf kan maken. Bijvoorbeeld: 
  • Bepaalde aminozuren en de meeste vetten.  

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Lezen 2.1

Maken opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 9 


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 2.1
  • Je kunt de functies en kenmerken van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt essentiële en niet essentiële voedingsstoffen onderscheiden

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Zet de voedingsmiddelen bij de juiste voedingsstoffen.
Brandstoffen
koolhydraten en vetten
Bouwstoffen
eiwitten en water
Beschermstoffen
vitaminen en mineralen

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Vul de tabel over twee voedingsstoffen in door aan te geven wat voor soorten voedingsstoffen ze zijn
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Reserve
stof
Beschermende stof
Koolhydraten
Mineralen
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht

Schrijf in je schrift:
1. Welke voedingsmiddelen jij vandaag gegeten hebt.

2. Weet je ook welke voedingsstoffen daarin zitten? Noteer dat dan ook. 

  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek, schrift + pen
  6. Maak de startopdracht alleen en in stilte. 

timer
6:00

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Start thema voeding en vertering
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 1 --> Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Voeding en vertering
2.1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
2.2 Het verteringsstelsel
2.3 De organen voor vertering
2.4 Gezonde voeding
2.5 Voedselbederf
2.6 Voeding/vertering bij zoogdieren
2.7 Nadenken over eten
2.8 Productinformatie

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 2.1
  • Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken
  • Je kunt essentiele en niet essentiele voedingsstoffen onderscheiden

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Voedingsstof & voedingsmiddel
Voedingsmiddel: alles wat je eet en drinkt.
Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen.

Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om zichzelf in leven te kunnen houden.


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Voedingsstoffen
Energierijke stoffen (brandstoffen):
Vetten en koolhydraten 
(suikers, zetmeel). Eiwitten kan je ook verbranden.
Bouwstoffen:
vooral water, mineralen, eiwitten
Beschermende stoffen:
vitaminen en mineralen
Als je teveel koolhydraten en vetten eet --> opgeslagen als reservestof

Slide 33 - Slide

Beschermende stoffen helpen ziekten te voorkomen
Koolhydraten
Voorbeelden:
  • Glucose 
  • Zetmeel
  • Glycogeen
 Vooral brandstof.

Teveel koolhydraten?
 --> dan opgeslagen als reservestof. Kan ook  gebruikt worden als bouwstof.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Verbranding van glucose:


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Welke orgaanstelsels spelen een rol bij verbranding?
wordt ver-voerd naar de cellen
daardoor kun je bewegen

ademhalingsstelsel: inademen

ademhalingsstelsel: uitademen

spierstelsel

verteringsstelsel

uitscheidingsstelsel

bloedvatenstelsel

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Teveel glucose in het bloed
Start

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Te weinig glucose in het bloed
Start

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Insuline
  • Teveel glucose in je bloed        --> insuline wordt gemaakt door de alvleesklier


  • Glucose-gehalte gaat omlaag.
  • Glucose wordt in de vorm van glycogeen opgeslagen in de lever en spieren. 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Glucagon
  • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordt het hormoon glucagon door de alvleesklier afgegeven --> zorgt ervoor dat glycogeen uit de lever en de spieren wordt omgezet in glucose --> de hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed wordt hoger.
          

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Glucosegehalte stijgt:
- Veel glucose in je bloed na een maaltijd
- Alvleesklier produceert insuline
- Insuline zorgt voor de opslag van glucose: glucose wordt omgezet in glycogeen
- Glycogeen wordt opgeslagen in de lever en spieren
- Glucosegehalte in het bloed daalt.




Glucose gehalte daalt:
- Weinig glucose in het bloed
- Alvleesklier maakt het hormoon glucagon aan
- Glucagon zet glycogeen weer om in glucose
- De glucose wordt afgegeven aan het bloed
- Glucosegehalte in het bloed stijgt


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Eiwitten
Nodig voor bijvoorbeeld:
  • Vorming cytoplasma
  • Opbouw spieren

Teveel eiwitten?
 --> dan brandstof 
of opgeslagen als reservestof.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vetten

 Vooral brandstof.

Teveel vetten?
 --> dan opgeslagen als reservestof. Kan ook gebruikt worden als bouwstof

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Vetten
  • Verzadigde vetten - dierlijke vetten (Vlees, eieren, melkproducten)

  • Onverzadigd - plantaardige vetten (noten, zaden)

Verzadigd = Verkeerd
Onverzadigd = O
Leveren energie en vit. A, D, E

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Water
  • Water is een belangrijkste bouwstof voor het lichaam
  • Lichaam volwassenen bestaat voor ongeveer 60% uit water.
  • Nodig voor vervoer van stoffen
  • Veel water in bloed en cytoplasma  

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Vitaminen en mineralen (zouten)
Voorbeeld van mineralen:
calcium (kalk), fluoride, ijzer, natrium, kalium, 
magnesium
Voorbeeld van vitaminen:
A, B, C, E, K en D 
Bouwstoffen en beschermende stoffen.
Van te weinig of juist teveel vitaminen binnenkrijgen kan je ziek worden.
Vitamine A --> voor opbouw van je huid en om goed te kunnen zien
Vitamine D --> voor het vastleggen van kalk in je botten. Wordt aangemaakt in je huid o.i.v. (onder invloed van) zonlicht.
Kalk is een bouwstof --> bouw botten
Minaralen zijn ook beschermende stoffen om je gezond te houden. 

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Voedingsvezels



  • Geen voedingsstof 
  • Stimuleert de darmen
  • Voorkomt obstipatie (verstopping)
  • Zit in de celwand van planten,                                         dus in plantaardige voedingsmiddelen
  • Zorgen voor een verzadigd gevoel
  • Voedingsvezels worden zelf niet verteerd

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Voedingsvezels (= geen voedingsstof!)

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

(niet) Essentiële voedingsstoffen
Essentiële voedingsstoffen: 
Voedingsstoffen die het lichaam niet zelf kan maken. Bijvoorbeeld:
  • Vitamine C
  • Bepaalde bouwstenen van eiwitten --> aminozuren
  • Sommige bouwstenen van vetten --> bepaalde onverzadigde vetten zoals linolzuur 
Niet essentiële voedingsstoffen: 
Voedingsstoffen die het lichaam zelf kan maken. Bijvoorbeeld: 
  • Bepaalde aminozuren en de meeste vetten.  

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Lezen 2.1

Maken opdracht 1 t/m 3 en 5 t/m 9 


Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 2.1
  • Je kunt de functies en kenmerken van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen
  • Je kunt essentiële en niet essentiële voedingsstoffen onderscheiden

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Zet de voedingsmiddelen bij de juiste voedingsstoffen.
Brandstoffen
koolhydraten en vetten
Bouwstoffen
eiwitten en water
Beschermstoffen
vitaminen en mineralen

Slide 52 - Drag question

This item has no instructions

Vul de tabel over twee voedingsstoffen in door aan te geven wat voor soorten voedingsstoffen ze zijn
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Reserve
stof
Beschermende stof
Koolhydraten
Mineralen
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee

Slide 53 - Drag question

This item has no instructions