Oefenen voor toets Licht

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Een verlicht voorwerp kun je zien als het in je gezichtsveld staat.

1. waar
2. niet waar

Accommoderen van je oog betekent dat er meer licht in je oog komt.

1. waar
2. niet waar

De pupil van je oog kan platter of boller worden.

1. waar
2. niet waar

De iris heeft dezelfde kleur als de ooglens.

1. waar
2. niet waar

Een spiegel maakt je gezichtsveld groter.

1. waar
2. niet waar

Een CCD is een lichtgevoelig plaatje.

1. waar
2. niet waar

In een divergente lichtbundel lopen de lichtstralen naar elkaar toe.

1. waar
2. niet waar

Licht heeft een golfbeweging.

1. waar
2. niet waar

Lichtstralen breken als ze loodrecht op een doorzichtig oppervlak vallen.

1. waar
2. niet waar

Een fototoestel heeft een negatieve lens.

1. waar
2. niet waar

Hoe kleiner de brandpunts-afstand, hoe sterker de lens.

1. waar
2. niet waar

Je ziet scherp als het beeld precies op je netvlies valt.

1. waar
2. niet waar

De beeldafstand is de afstand van het voorwerp tot de lens.

1. waar
2. niet waar

Door uitzoomen komt een kleiner gebied op de foto.

1. waar
2. niet waar

Een verziend iemand ziet veraf goed en dichtbij slecht.

1. waar
2. niet waar

De ooglens van een mens is een holle lens.

1. waar
2. niet waar

Een holle lens is aan de rand dikker dan in het midden.

1. waar
2. niet waar

Een polarisatie-filter laat alleen lichtgolven door in dezelfde richting als de opening.

1. waar
2. niet waar