What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Lesson 2.1 & 2.2 grammar
Today's planning
Explanation grammar
Work on the exercises
Checking the answers
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
18 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Today's planning
Explanation grammar
Work on the exercises
Checking the answers
Slide 1 - Slide
Present perfect
Wat is het?
Voltooid deelwoord
Wat geeft het aan?
Je gebruikt de
present perfect
als je wilt zeggen dat
iets is gebeurd
en het
niet belangrijk is wanneer.
Hoe maak je de present perfect?
have/ has + voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord eindigt op -ed bij regelmatige werkwoorden.
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm.
Slide 2 - Slide
Present perfect
Bevestigend
I
have worked
for hours
You
have stolen
our computer
He
has taken
that away
Ontkenned
I
haven't eaten
yet
You
haven't played
a game
She
hasn't found
her keys yet
Vragend
Have
I
played
the game?
Has
she
eaten
lunch?
Have
they
brought
the tv?
Slide 3 - Slide
Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He
walked
her home last night.
I
talked
to him on the phone yesterday.
She
tried
to close her book but a fly got caught in between the pages.
Slide 4 - Slide
Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple
The past simple eindigt vaak op -ed.
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I
did
not
play
You
did
not
play
He/she/it
did
not
play
We
did
not
play
They
did
not
play
You
did
not
play
Did
I play?
Did
you play?
Did
he/she/it play?
Did
we play?
Did
they play?
Did
you play?
Slide 5 - Slide
Onregelmatige werkwoorden
Hele werkwoord
verleden tijd
voltooid deelwoord
(to) see
saw
saw
(to) have
had
had
(to) sleep
slept
slept
(to) send
sent
sent
(to) break
broke
broken
(to) shake
shook
shaken
(to) take
took
taken
Slide 6 - Slide
Adverb
Een bijwoord geeft aan hoe iets gebeurt (hoe snel, hoe vaak, hoe mooi, enzovoort).
Voorbeelden in het Engels zijn: never, always,
ever, only, also, already.
Slide 7 - Slide
Adverb
Deze bijwoorden komen meestal
vóór het hoofdwerkwoord:
She has
never been
here before.
Have you
ever seen
an elephant up a tree?
I have
only heard
the song once.
Slide 8 - Slide
Bezit met - 's
Om bezit aan te geven gebruik je
's
Het boek van Jamie. - Jamie
's
book (persoon)
De wol van de schapen - The sheep
's
wool (dier)
Het nieuws van gisteren - Yesterday
's
news (tijd)
Je gebruikt 's om bezit aan te geven van:
een persoon, dier, tijd, product, bedrijf of winkel.
Slide 9 - Slide
Bezit met - s'
Als het woord al op een
-s
eindigt zet je er alleen
'
achter
Dit is bijvoorbeeld als het woord in het meervoud eindigt op een s:
Het boek van mijn zussen - My sisters' book
Het boek van mijn broers - My brothers' book
Het boek van mijn ouders - My parents' book
Slide 10 - Slide
Conjunctions (voegwoorden)
Twee dingen aan elkaar plakken;
Woorden, zinsdelen of hele zinnen.
Soort voegwoord geeft de relatie tussen woorden/zinnen.
Slide 11 - Slide
Opsomming
And
... (en)
> She likes playing tennis and often does so.
Both
... and (zowel ... als)
> She likes to play both tennis and basketball.
Slide 12 - Slide
Reden / gevold
REDEN:
Because
... (omdat)
> I made pizza because I am hungry.
GEVOLG
So
... (dus)
> He was rude, so I said no.
Slide 13 - Slide
Tegenstelling
But
... (maar)
> He has glasses, but he doesn't wear them.
Although
... (alhoewel)
> She failed the exam, although she studied very hard.
Slide 14 - Slide
Keuze
Or
... (of)
> Do you want to watch a funny film or scary film?
Either
... or (of ... of)
> You can do the work either now or at home.
Slide 15 - Slide
Tijd
As soon as
(zodra) > I will call you as soon as I hear more.
Until
... (tot, totdat)
> They had to wait until it stopped raining.
When
... (wanneer)
> He was sad when they forgot his birthday.
> Do you want to watch a funny film or scary film?
Slide 16 - Slide
Voorwaarde
If
... (als)
> My dad always asks if I need help.
Unless
... (tenzij)
> They can't make it to the finals unless they win this match.
Slide 17 - Slide
What now?
KADER:
work on ex 7, 8, 9 on page 50-51
AND
work on ex 16 in page 57.
Done? work on ex 18 & 19 on page 58-59
TL:
work on ex 7 and 8 on page 48-50
AND
work on ex 14, 15, 16 on page 54-55
Done? work on ex. 17 & 18 on page 56-57
Slide 18 - Slide
More lessons like this
Lesson 3.1 grammar
January 2024
- Lesson with
10 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Ch 4 H.Speaking and Stones
June 2022
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Recap Present Perfect vs Past Simple
June 2022
- Lesson with
17 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 5 O17 les 1 Present simple Impact F. Unit 2 p. 46-49
January 2023
- Lesson with
51 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
2V Wider World unit 4 quantifiers & irr. verbs 56-70
June 2022
- Lesson with
16 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
June 2022
- Lesson with
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammar: Past Continuous (verleden tijd, langere vorm)
June 2022
- Lesson with
25 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Introduction lesson 1VWO
September 2018
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1