havo2B - paragraaf 5.3

Geschiedenisles 17 april 2018
paragraaf 5.3 Democratie in Nederland
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Geschiedenisles 17 april 2018
paragraaf 5.3 Democratie in Nederland

Slide 1 - Slide

Wat doen we?
  • terugblik
  • film (klokhuis)
  • democratie, uitleg & opdrachten
  • terugblik


Slide 2 - Slide

Terugblik, wat weet je nog?
pak alvast je telefoon, dan checken we met vragen!

Slide 3 - Slide

Hoe waren de arbeidsomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw?
A
dramatisch
B
redelijk
C
luxe
D
goed

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we de overgang van landbouw-stedelijke samenleving naar industriële samenleving?
A
mechanisatie
B
industriële revolutie
C
industrialisatie
D
neolitische revolutie

Slide 5 - Quiz

De industriële revolutie is .....
A
een gebeurtenis
B
een persoon
C
een verschijnsel
D
een ontwikkeling

Slide 6 - Quiz

Het inzicht dat arbeiders het heel slecht hebben noemen we ....
A
de armenzorg
B
de sociale kwestie
C
armoede
D
het kinderwetje

Slide 7 - Quiz

Wat is het verband tussen de industrialisatie en de sociale kwestie?

Slide 8 - Open question

Kinderarbeid werd verboden in 1874 met het Kinderwetje van Van Houten.
Noem nog eens een sociale wet.

Slide 9 - Mind map

Wat ga je leren?

Aan het einde van de les kun je:

  1. uitleggen hoe nederland een constitutionele monarchie is geworden.
  2. Hoe Nederland in politiek opzicht veranderde na 1848

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

De regering

In 1813 wordt Nederland een constitutionele monarchie (Constitutie is grondwet)

Willem I krijgt het hoogste gezag en is daarmee staatshoofd. Samen met het kabinet vormt hij de regering.

Tot 1848 is de koning aanvoerder van de regering. Als regeringsleider mag hij ministers benoemen en ontslaan.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Liberalen willen inspraak

Koning Willem I had veel macht. Het parlement had weinig te vertellen.

De liberalen in het parlement wilden meer vrijheid en meer inspraak in het bestuur.

In 1848 braken in Europa opstanden uit -> Koning Willem II gaf de liberalen hun zin -> liberaal Thorbecke maakt een nieuwe grondwet.

Slide 14 - Slide

Kenmerkend aspect

Er kwam een parlementair stelsel: politiek systeem waarin het parlement de hoogste macht heeft.

Taken van het parlement:

  • Controleren van de regering
  • Goedkeuren nieuwe wetten

Het ontstaan van het parlementaire stelsel en de toename van de volksinvloed is een kenmerkende aspect van TV8

Slide 15 - Slide

De koning en de burgelijke vrijheden

De koning bleef staatshoofd, maar raakte bijna al zijn macht kwijt. Hij werd wel onschendbaar (minister verantwoordelijk voor zijn daden en uitspraken).

In de grondwet van 1848 ook burgelijke vrijheden (rechten van burgers).

Slide 16 - Slide

Weet je het nog?
ff checken!

Slide 17 - Slide

Wie is de regering?
A
koning en ministers
B
1e en 2e kamer
C
alleen de koning
D
alleen de ministers

Slide 18 - Quiz

Wie is het staatshoofd?
A
koning
B
minister
C
ministerpresident
D
jouw geschiedenisleraar

Slide 19 - Quiz

Wie wilde er in het midden van de 19e eeuw een sterk parlement?
A
Arbeiders
B
Liberalen
C
Koning
D
Regering

Slide 20 - Quiz

Uitbreiding kiesrecht
In 1848 was er censuskiesrecht

Slide 21 - Slide

Wat is censuskiesrecht?

Slide 22 - Open question

Uitbreiding kiesrecht

In 1848 was er censuskiesrecht: alleen mannen die genoeg belasting betaalde hadden kiesrecht.

Daarna kregen steeds meer burgers kiesrecht, o.a. door demonstraties van socialisten en feministen.


Pas in 1919 is er in Nederland een democratie met algemeen kiesrecht.

Slide 23 - Slide

Einde les

Even terugblikken

Nog tijd over, lees paragraaf 5.4 en maak de opdrachten.

Slide 24 - Slide