21/03 Taalverzorging deel 2

1F Nederlands
21 maart 2023
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1F Nederlands
21 maart 2023

Slide 1 - Slide

Planning
  • Nakijken 
    werkwoord/lidwoord/zelfstandig naamwoord

  •  Uitleg 
    bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel

  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Nakijken
Werkwoorden
opdracht 2 t/m 7
blz. 200

Lidwoord + zelfstandig naamwoord
1 t/m 5
blz. 204

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Dat is een spannende film.

Wat is hier het zelfstandig naamwoord?
Wat is hier het bijvoeglijk naamwoord?

Bijvoeglijk naamwoord geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord herkennen
  • Een bijvoeglijk naamwoord kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan: Dat is een spannende film/de film is spannend.

  • Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met een -e): een spannend boek / een spannende film 

  • Bij de meeste bijvoeglijke naamwoorden kun je de 'trappen van vergelijking' gebruiken: spannend - spannender - spannendst

Slide 5 - Slide

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st. bn) zegt van welke stof iets gemaakt is: een zilveren armband, een nylon jack.

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm (koperen, houten, plastic). Dit bijvoeglijk naamwoord staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord en het heeft géén trappen van vergelijking.

Slide 6 - Slide

Voorzetsel
Masha staat op de digitale weegschaal.

In deze zin is op een voorzetsel. Voorzetsels (vz) zijn woorden zoals na, tussen en door

Ze geven vaak aan:
- een plaats: in / op / naar (de kast)
- een tijd: na / tijdens / in (de pauze)
- een reden of oorzaak: door / vanwege (de regen)

Je gebruikt ze in combinatie met een zelfstandig naamwoord.

Slide 7 - Slide

Voorzetsels herkennen
  • Je kunt een voorzetsel door een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten:
     -  naast  de kast, voor de pauze, door de regen

  •  Soms staat het voorzetsel achter een zelfstandig naamwoord:
  • Ik rende het huis in / de berg op / de klas uit

Slide 8 - Slide

Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel dat je niet kunt vervangen, een vast voorzetsel:

- houden van: Nico houdt van waterskiën
- besteden aan:  Ik wil niet veel tijd besteden aan deze onzin.

Slide 9 - Slide

Aan de slag

Bijvoeglijk naamwoord
Opdracht 1 t/m 4
blz. 208

Voorzetsels
Opdracht 1 t/m 5
blz. 212
  • Alleen in stilte of fluisterend overleggen met degene naast je
  • Geen muziek/oortjes
  • iPad in de tas


    Huiswerk voor volgende week maandag!  

Slide 10 - Slide