Code +deel 1 h4

hoe zeg je '' the cheese'' in het Nederlands?
1 / 38
next
Slide 1: Open question
NT2BasisschoolBeroepsopleidingVoortgezet speciaal onderwijsSpeciaal OnderwijsPraktijkonderwijsHBOMBO

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

hoe zeg je '' the cheese'' in het Nederlands?

Slide 1 - Open question

hoe zeg je'' the breakfast'' in het Nederlands?

Slide 2 - Open question

hoe zeg je ''the butcher'' in het Nederlands?

Slide 3 - Open question

hoe zeg je''talk about'' in het Nederlands?

Slide 4 - Open question

hoe zeg je''sweet'' in het Nederlands?

Slide 5 - Open question

hoe zeg je''deliver'' in het Nederlands?

Slide 6 - Open question

hoe zeg je''the meat''in het Nederlands?

Slide 7 - Open question

hoe zeg je''cheap'' in het Nederlands?

Slide 8 - Open question

hoe zeg je''buy'' in het Nederlands?

Slide 9 - Open question

hoe zeg je''the minced meat'' in het Nederlands?

Slide 10 - Open question

Luister naar de video en schrijf de woorden op die met het huis te maken hebben! ;)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Huis

Slide 13 - Mind map

het huis

het rijtjeshuis

Slide 14 - Slide

de villa
het flatgebouw/de flat

Slide 15 - Slide

de woonboot
het vrijstaande huis

Slide 16 - Slide

het appartement
de twee-onder-een-kapwoning

Slide 17 - Slide

de slaapkamer
de badkamer

Slide 18 - Slide

de wc
de woonkamer

Slide 19 - Slide

de keuken
de zolder

Slide 20 - Slide

het balkon
de tuin

Slide 21 - Slide

de werkkamer
het raam

Slide 22 - Slide

groot-klein
het dorp

Slide 23 - Slide

de stad
duur- goedkoop

Slide 24 - Slide

het bad
de deur

Slide 25 - Slide

de (kleren)kast
de wasmachine

Slide 26 - Slide

Huis

Slide 27 - Mind map

Slide 28 - Link

Ik woon in Amersfoort en____ zus woont in Rotterdam.

Slide 29 - Open question

Mevrouw Jansen, gaat u met________broer op vakantie?

Slide 30 - Open question

Dit is Max en_____ achternaam is Adams.

Slide 31 - Open question

Wij komen uit Italië en _______cursus begint op maandag.

Slide 32 - Open question

Edit en Ning zitten met_______docent in de kantine.

Slide 33 - Open question

Maria moet voor______werk naar Indonesie.

Slide 34 - Open question

Vera en Hilda, vertellen jullie eens over ___________vakantie.

Slide 35 - Open question

Extra woordenschat taak 1.
alleen =ik ben alleen thuis/ik spreek alleen Engels
beetje = ik spreek een beetje Nederlands
beneden/boven = ik ga naar boven/beneden
delen= zullen we de pizza delen?
daarom=ik heb geen geld daarom ga ik dit jaar niet op
vakantie
het dorp =de stad
het gezin (ouders en eventuele kinderen)
de familie (ouders, kinderen,ooms,tantes,nichten,neven)
hartstikke = zeer    hartstikke leuk/goed/bedankt

Slide 36 - Slide

licht= een lichte kamer / een donkere kamer
het licht= het licht is aan/uit/ ik doe het licht aan/uit
rustig/onrustig= ik woon in een rustige buurt
de verdieping = ik woon op de eerste verdieping
vierkante meter = mijn kamer is 25 vierkante meter
vrij=behoorlijk    = mijn kamer is vrij klein
zelfs = zelfs kleine kinderen begrijpen wat hij zegt
zo'n = ik heb zo'n honger/dorst/ik heb zo'n tafel met 3 poten
zonder/met = mag ik een hamburger zonder augurk?


Slide 37 - Slide

Nu pak het werkblad, lees de tekst en beantwoord de vragen ;)
Tekst ''Mijn huis (A1)
Huiswerk : maak opdracht 8 bl.86.Schrijf over je ideale huis.

tot de volgende keer! ;)

Slide 38 - Slide