1 HA4 Grammatica taalkundig: persoonlijk voornaamwoord

opdracht
1. Ga rustig zitten.
2. Pak je spullen: lesboek, schrift, pen.
3. Lesboek: lees p. 154 : persoonlijk voornaamwoord.
4. Schrijf een kenmerk op van een persoonlijk voornaamwoord.
stopwatch
00:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

opdracht
1. Ga rustig zitten.
2. Pak je spullen: lesboek, schrift, pen.
3. Lesboek: lees p. 154 : persoonlijk voornaamwoord.
4. Schrijf een kenmerk op van een persoonlijk voornaamwoord.
stopwatch
00:00

Slide 1 - Slide

Grammatica woordsoorten
1. lidwoorden en zelfstandige naamwoorden 
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. voorzetsels
4. zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden
5. persoonlijke voornaamwoorden


voegwoorden

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
1. Je kunt de drie kenmerken van een zelfstandig naamwoord noemen.
2. Je kunt zelf een zin maken met een persoonlijk voornaamwoord. 
3. Je herkent de persoonlijke voornaamwoorden in een tekst. 

Slide 3 - Slide

persoonlijk voornaamwooord
Wat heb je opgeschreven?
1.....
2......
Schrijf een zin op met een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 4 - Slide

kijkopdracht
Schrijf op:
Wat is een goeie truc om het persoonlijk voornaamwoord in een zin te ontdekken?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

voornaamwoord
1. verwijst naar personen, dieren, dingen: 
2. komt in de plaats van een zelfstandig naamwoord:
      voor = "in de plaats van"

Slide 7 - Slide

Wat is het persoonlijk vnw?
Rens zit in groep A. Jan zit in groep B. 
Hij gaat hem dus steeds missen. 

Slide 8 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
1. verwijst naar iets of iemand
2. staat in plaats van het zelfst. nw
3. heeft 2 vormen: 1 onderwerp - 2 voorwerpsvorm
4. is het een persoonsvorm? Vervang door eigen naam= ja !

Slide 9 - Slide

oefenen
  1. Boek, p. 170, opdracht 6
  2. Chromebook: online lesmethode Talent, Hoofdstuk 4, 4.4 grammatica: Leerdoel C, Opdracht 14 en 17: persoonlijke voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Waarom een voornaamwoord?
A. Tante had een boek aan Jan gegeven. Jan bedankte tante voor het boek. Tante vertelde Jan dat het boek erg leuk was.

B. Tante had een boek aan Jan gegeven. Hij bedankte haar voor het boek. Ze vertelde hem dat het erg leuk was.  Toen hij thuiskwam is Jan het meteen gaan lezen. 


Slide 11 - Slide

hoe herken je
een persoonlijk vnw?

Slide 12 - Mind map

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
We denken dat zij hem heeft gemist.
A
we
B
we, zij
C
we, zij, hem
D
gemist

Slide 13 - Quiz

Wat is het persoonlijk vnw?
Hij heeft haar verteld dat haar tas was gestolen.
A
Hij
B
Hij, haar
C
Hij, haar, haar
D
tas

Slide 14 - Quiz