What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voornaamwoorden wederkerend, wederkerig, ( persoonlijk, bezittelijk)
Welkom
Telefoon in hotel?
Boek, schrift, etui, leesboek en laptop (dicht) op tafel.
We starten met stillezen
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom
Telefoon in hotel?
Boek, schrift, etui, leesboek en laptop (dicht) op tafel.
We starten met stillezen
Slide 1 - Slide
Grammatica woordsoorten
Leerdoel:
Ik kan wederkerige en wederkerende voornaamwoorden herkennen.
Slide 2 - Slide
Voornaamwoorden
Slide 3 - Mind map
Voornaamwoorden
Een voornaamwoord verwijst naar mensen, dieren of dingen zonder deze bij naam te noemen.
Voornaamwoorden worden gebruikt in plaats van een zelfstandig naamwoord.
Voornaamwoorden hebben zelf niet direct betekenis: ze verwijzen naar woorden die wel betekenis hebben.
Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Tante had een boek aan Jan gegeven. Jan bedankte tante voor het boek. Tante vertelde Jan dat het boek erg leuk was.
Slide 6 - Open question
Waarom een voornaamwoord?
A. Tante had een boek aan Jan gegeven. Jan bedankte tante voor het boek. Tante vertelde Jan dat het boek erg leuk was.
B. Tante had een boek aan Jan gegeven.
Hij
bedankte
haar
voor het boek.
Ze
vertelde
hem
dat
het
erg leuk was.
Slide 7 - Slide
Acht voornaamwoorden
Verwijst naar zelfstandig naamwoorden.
1e persoon ben jezelf-ik
2e persoon iem. met wie je praat
3e persoon iem. waarover je praat
Geeft bezit aan. Staat meestal meteen voor zelfst. nw.
Wijst naar iets. Kan alleen staan of meteen voor zelfst. nw.
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
Vragend vnw.
Niet elk vraagwoord is een vragend voornaamwoord.
Aanwijzend vnw.
Heeft betrekking op woord dat er vlak voor staat.
Wederkerend vnw.
Geeft iets vaags aan.
Wederkerig vnw.
Alleen het woordje 'elkaar'.
Betrekkelijk vnw.
Hoort bij het wederkerend werkwoord
Onbepaald vnw.
Slide 8 - Slide
Wederkerend voornaamwoord
Wederkerende voornaamwoorden zijn woorden als
me, je, zich
en
ons.
Deze woorden slaan terug op het onderwerp.
wederkeren = terugkeren
Sommige werkwoorden hebben
altijd
een wederkerend voornaamwoord bij zich:
z
ich
vergissen /
zich
aanstellen /
zich
voornemen
Ik vergis
me
/ Hij stelt
zich
aan / Wij nemen
ons
voor
Het wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp van de zin aan.
Slide 9 - Slide
Wederkerend voornaamwoord
Andere werkwoorden komen
soms
met
een wederkerend voornaamwoord voor:
Het wederkerend voornaamwoord verwijst terug naar het onderwerp van de zin.
zich
wassen: Zij wast
zich
/ Zij wast haar auto
zich
scheren: Hij scheert
zich
/ Hij scheert zijn baard
Slide 10 - Slide
Truc!
Twijfel je of het om een wederkerend voornaamwoord gaat?
Voorbeeld
Je
vergist
je
toch nooit?
Oplossing: vervang
je
door
hij
Hij
vergist
zich
toch nooit?
Je verandert in zich, je is dus het wederkerend voornaamwoord!
Slide 11 - Slide
Wederkerig voornaamwoord
Elkaar (elkander, mekaar)
wederkerig voornaamwoord voor alle meervoudsvormen
Wij schrijven
elkaar
.
Jullie kennen
elkaar
.
Zij plagen
elkaar
.
Wederkerig geeft aan dat de actie of toestand in de zin wederzijds is. (het komt van beide kanten)
Slide 12 - Slide
Sandra verslikt zich in die snoepjes van jou.
Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
zich
B
jou
Slide 13 - Quiz
Let op!!
Zich is altijd een wederkerend voornaamwoord
maar...
me, je en ons niet altijd!!
Kan ook een ander voornaamwoord zijn!
Slide 14 - Slide
Truc
Kijk of je het woord kunt vervangen
door hij of hem = pers. voornmaanwoord
door zijn= bezittelijk voornaamwoord
door zich = wederkerend voornaamwoord
Slide 15 - Slide
Wij bemoeien ons niet met zijn zaken.
Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
Wij
B
zijn
C
ons
Slide 16 - Quiz
Moet je je nog wassen vandaag?
Benoem het wederkerend voornaamwoord.
A
eerste 'je'
B
tweede 'je'
Slide 17 - Quiz
Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een wederkerend voornaamwoord?
A
Die broer van jou
B
Ik schaam me
C
Ik lees ze niet
D
Hij heeft geleerd
Slide 18 - Quiz
Zij geven elkaar een cadeau.
'elkaar' is een ...
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
Vervolg les
A
Ik ken de voornaamwoorden.(pers,bezit,wederkerend en wederkerig) Ik ga aan de slag met opgave 3 en 4 (blz 31) (3 wordt ook mijn huiswerk)
B
Ik herken de vorrnaamwoorden. De wederkerende en wederkerige voornaamwoorden vind ik lastig. Ik lees eerst pagina 164,165 , vervolgens maak ik
C
Ik vind voornaamwoorden nog lastig. Ik doe verder mee met de les
Slide 20 - Quiz
Vervolg les
Zelfstandig
aan het werk
je doet het goed als je min.
50% van je huiswerk af heb
Tijdens de les kun je even geen vragen stellen.
Wie doen er met mij mee?
Slide 21 - Slide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij
Slide 22 - Quiz
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is. Welke van deze woorden is een bezittelijk voornaamwoord?
A
mij
B
mijn
Slide 23 - Quiz
Wat zijn de wederkerende voornaamwoorden?
A
ik, jij, hij, zij, wij, jullie
B
de, het, een
C
me, je, zich, u, ons
D
hij, hem, ze, zij, haar
Slide 24 - Quiz
Wat is het wederkerend voornaamwoord?
Ik was me.
A
Ik
B
was
C
me
D
jouw
Slide 25 - Quiz
Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quiz
Wat is het vragend voornaamwoord?
A
het
B
is
C
wat
D
vragend
Slide 27 - Quiz
Leerdoel en lesdoel gehaald?
Leerdoel: Ik kan wederkerende en wederkerige voornaamwoorden herkennen
Lesdoel: Ik heb 50% van mijn huiswerk af
A
Beide gehaald
B
Leerdoel wel, lesdoel niet.
C
Leerdoel:wederkerend vnw herkennen wel
D
Leerdoel wederkerig vnm herkennen wel
Slide 28 - Quiz
Huiswerk 07-09
Maak opdracht 1 t/m2(blz 31) of opdracht 3
opdracht 1 en 2 ( blz 29)
Inclusief nakijken!
Leren: Hoofdstuk 1 grammatica zinsdelen en woordsoorten
Slide 29 - Slide
Vervolg 07-11
Zorg dat je weet welke vragen je lastig vind, of welk leerddoel je van afgelopen week lastig vind.
Extra uitleg/ oefenen met......
Slide 30 - Slide
More lessons like this
Voornaamwoorden (wederkerend, wederkerig, persoonlijk, bezittelijk)
October 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica les 5
May 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica B Voornaamwoorden
October 2023
- Lesson with
32 slides
Peroonlijk, bezittelijk en betrekkelijk voornaamwoord
December 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Voornaamwoorden!
December 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
P4-Herhaling voornaamwoorden
May 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2 havo les 21 deel 2 voornaamwoorden
December 2021
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
VWO 2 - Studyflow - Grammatica - G3.2
September 2022
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2