Examentraining

Welke van de volgende signaal woorden geeft GEEN tijd/volgorde aan?
A
Before
B
After all
C
Until
D
Today
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke van de volgende signaal woorden geeft GEEN tijd/volgorde aan?
A
Before
B
After all
C
Until
D
Today

Slide 1 - Quiz

Wat geeft het woord 'furthermore' aan?
A
Uitbreiding/opsomming
B
Tijd/volgorde
C
Reden/oorzaak
D
Gevolg/conclusie

Slide 2 - Quiz

Wat betekent 'conversely'?
A
Daarentegen
B
Weliswaar
C
Aangezien
D
Ondanks

Slide 3 - Quiz

Sleepvraag
In de volgende slide krijg je een sleepvraag. Bij de sleepvraag moet je de stappen die je maakt bij een meerkeuze vraag op de goede volgorde zetten. Elke stap die je goed hebt is 0.5 punt waard.

Slide 4 - Slide

Stap 1 

Stap 2 

Stap 3 

Stap 4 

Stap 5 
Stap 6

Stap 7 

scan de tekst, kijk naar de titel.
Lees alinea na alinea door aan de hand van de examenvragen.
Kies het antwoord dat het meest op dat van jouw lijkt
Let op de functie van verbindings woorden zoals: but, although, etc. 
Ga na wat je al van het onderwerp weet
Let extra op de eerste en laatste zin van de alinea 
Probeer zelf het antwoord te bedenken voordat je naar de antwoorden kijkt

Slide 5 - Drag question

How is paragraph 3 linked to paragraph 2?
A
Wat is de overeenkomst tussen paragraaf 3 en 2?
B
Hoe staan paragraaf 3 en 2 met elkaar in verband?
C
Hoe komen paragraaf 3 en 2 niet met elkaar overeen?

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'moreover'
A
Meer over
B
Zelfs
C
Aangezien
D
Bovendien

Slide 7 - Quiz

Welk woord geeft GEEN reden/oorzaak aan
A
Since
B
In fact
C
Likewise
D
Certainly

Slide 8 - Quiz

Welk woord geeft een voorbeeld aan
A
Such as
B
To be fair
C
As if
D
So

Slide 9 - Quiz

Als je de volgende vraag krijgt, wat willen ze dan van je weten?
'What is the purpose of the examples given in paragraph 3?'

Slide 10 - Open question

Als maar een deel van het antwoord wat je geeft op de toets goed is. Is het hele antwoord dan goed of fout?
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

er zijn 3 stappen die je kunt maken als je een woord niet kent. Noem er zoveel mogelijk.

Per genoemde optie krijg je een punt.

Slide 12 - Open question

Wat betekent het woord: 'whereas'
A
Ondanks
B
Toch
C
ofwel
D
Terwijl

Slide 13 - Quiz

Welk woord geeft een vergelijking aan?
A
Therefore
B
Likewise
C
hence
D
For example

Slide 14 - Quiz

Dit was de quiz. 

Slide 15 - Slide