This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling Hormonen
Organen en de productie van hormonen
De invloed van hormonen op cellen
Hormoonconcentratie en botvorming/afbraak
Verschillende feedbackloops
Glucosemetabolisme en diabetes
Slide 1 - Slide
Wat is de functie van hormonen?
A
De puberteit in gang zetten
B
Communicatie tussen organismen
C
Communicatie tussen weefsels/cellen
D
Transport van andere stoffen
Slide 2 - Quiz
Hormonen
Werken als signaalstof en beïnvloeden lichaamsprocessen
Geproduceerd in hormoonklieren
Werken alleen op cellen met een specifieke receptor voor dat hormoon (doelwitorgaan of weefsel)
Vb. FSH, adrenaline, testosteron, aldosteron
Slide 3 - Slide
Hormoonklieren
Verschillende hormoonklieren in het menselijk lichaam
Kunnen meerdere weefsels/organen aansturen
Hormoonklieren zijn altijd endocrien = uitscheiden via bloed
Slide 4 - Slide
Endo- vs exocrien
Endocrien: in het bloed richting target
Exocrien: in het uitwendig milieu
Slide 5 - Slide
Hypofyse
Centrale hormoonklier
~ 1 cm groot, onder de hersenen
Door ligging en structuur is de hypofyse een verbinding tussen zenuw- en hormoonstelsel
Slide 6 - Slide
Hormonen achterkwab
(neurohypofyse)
Hormonen voorkwab
(adenohypofyse)
Slide 7 - Slide
Verschil achter en voorkwab
Achterkwab alleen plaats van afgifte van hormonen uit hypothalamus (neurohormonen)
--> via uitlopers hypothalamus
Voorkwab maakt zelf hormonen maar heeft wel een signaal nodig (RH's of IH's)
--> via bloedvat hypothalamus
Slide 8 - Slide
Binas 89C
Mooi overzicht van de hormonen geproduceerd door hypofyse
Slide 9 - Slide
Hypothalamus
Adenohypofyse
Neurohypofyse
Maakt hormonen zelf onder invloed van releasing hormonen
Geeft hormonen af na een signaal van dia de zenuwen.
Slide 10 - Drag question
Hoe reageren cellen op hormonen
Slide 11 - Slide
Verschillende type hormonen
1. Steroid hormonen
2. Eiwit of thyrosine hormonen
gaan door celmembraan heen en passen op een receptoreiwit in de cel.
Worden gemaakt uit cholesterol
passen op receptoreiwit aan de buitenkant van de cel, er wordt dan een interne boodschapperstof geactiveerd (secundaire boodschapper), daardoor verandering in celactiviteit.
Slide 12 - Slide
Hormonen
In verschillende soorten cellen zijn andere eiwitten actief (het proteoom). Een hormoon kan op verschillende soorten cellen dus verschillende effecten hebben.
Slide 13 - Slide
Hoe werken eiwithormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
Slide 14 - Quiz
Hoe werken steroïdhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
Slide 15 - Quiz
Oxytocine/Ocytocine
Positieve feedback!
Slide 16 - Slide
Veranderende hormoonconcentraties
Slide 17 - Slide
Schildklier
Schildklier zit in de hals
Maakt hormonen om de concentratie van Ca2+ te reguleren
Slide 18 - Slide
Taken van calcium
Wat zijn de taken:
Activeren enzymen
In stand houden van structuur en permeabiliteit van membranen
Regelen van reacties van de cel op prikkels
Helpen bij bloedstolling
Stevigheid botten
Goede werking spieren
Slide 19 - Slide
Calcitonine en parathormoon (PTH) werken als antagonisten (effectoren met een tegengestelde werking).
Slide 20 - Slide
Welk hormoon hoort waar?
A
1= calcitonine
2= PTH
B
1= PTH
2= calcitonine
C
1= calcitonine
2= calcitonine
D
1= PTH
2= PTH
Slide 21 - Quiz
Effect PTH
Door PTH komt vitamine D vrij uit de nieren
Vitamine D zorgt onder andere voor meer Ca2+ resorptie in darmen
Slide 22 - Slide
Vitamine D
Het is eigenlijk geen vitamine (wetenschappers dachten dat je het niet zelf kon maken)
1. Je maakt in je huid (pro-)vitamine D onder invloed van de zon
2. Vitamine D bewerkt in de lever en getransporteerd naar de nieren
3. PTH zorgt ervoor dat nieren vitamine D actief maken en afgeven
PTH
Slide 23 - Slide
Botweefsel
Osteoblasten
Aanmaken bot
Osteoclasten
Afbreken bot
Slide 24 - Slide
testosteron en oestrogenen remmen osteoclasten
=> osteoporose (botontkalking)
Slide 25 - Slide
Feedback systemen
Slide 26 - Slide
Het hormoonstelsel werkt op basis van terugkoppeling
Zo worden processen en normwaardes van het lichaam in stand gehouden
(Denk aan homeostase)
Slide 27 - Slide
Feedbacksystemen
Negatieve terugkoppeling
Positieve terugkoppeling
Blijft rond homeostase
Slide 28 - Slide
Reageren op warm en koud
Temperatuur gereguleerd door hypothalamus (par 10.1)
De norm is het gelijkhouden
van de kerntemp. ~37⁰ C
Hoe wordt dit hormonaal geregeld?
Slide 29 - Slide
Reactie op kou
Hypothalamus meet een afwijking in de temp.
Afgifte Thyrotropine RH (TRH)
Afgifte Thyroïd stimulerend hormoon
Productie van thyroxine (T4) en trijoodthyronine (T3) in schildklier
T3 en T4 via bloed naar weefsels
T4 kan worden omgezet in T3 (het actieve hormoon)
Slide 30 - Slide
Reactie op cellen
T3 en T4 in het bloed gebonden aan plasmaeiwitten
T3 en T4 binden aan doelwitcellen
Binden aan receptor aan buitenkant
(T4 omgezet naar T3)
T3 zorgt voor stimulering van glucose- en vetverbranding
--> warmteproductie, dus lichaamstemp. stijgt
Slide 31 - Slide
Wat voor soort stoffen zijn T3 en T4?
A
Steroïdhormoon
B
Tyrosine- of eiwithormoon
C
Prostaglandinen
D
Groeifactoren
Slide 32 - Quiz
Verbranding
Voor de extra verbranding is meer zuurstof nodig, dus....
meer rode bloedcellen
Het hormoon erytropoëtine (Epo) uit de nieren stimuleert aanmaak nieuwe rode bloedcellen
--> meer O2 transport en dus meer verbranding
Slide 33 - Slide
Reactie op watertekort
Bloeddruk en osmotische waarde gemeten in hypothalamus
Bij lage bloeddruk of hoge osm. waarde moet er meer water opgenomen worden
Dat kan gemakkelijk in de nieren (par 10.5)
ADH zorgt voor
- water resorptie
- vernauwen bloedvaten
1
2
3
4
5
Slide 34 - Slide
Reactie op honger
Hormonen zijn ook belangrijk bij eetlust en voedselvertering
Ghreline: stimuleren eetlust
Leptine: remmen eetlust
Slide 35 - Slide
Homeostase van bloedsuikerspiegel
Slide 36 - Slide
Bloedsuikerspiegel
Concentratie glucose in bloed zo veel mogelijk constant gehouden
In lever en spiercellen glucose opgeslagen
Slide 37 - Slide
Alvleesklier
Hormoonproductie:
Insuline in B-cellen
Glucagon in a-cellen
Slide 38 - Slide
Suikerziekte (diabetes)
Defect in de cellen van de eilandjes van Langerhans
Diabetes type I
Aangeboren: B-cellen produceren te weinig of geen insuline
Diabetes type II
Tijdens leven: Receptoren van cellen reageren steeds minder op insuline