NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1V

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

NN7 - Grammatica §1 - Herhaling leerjaar 1HV

Bij de vraagproef is het eerste werkwoord de persoonsvorm.

1. waar
2. niet waar

Voor de persoonsvorm kunnen meerdere zinsdelen staan.

1. waar
2. niet waar

In elke zin staat een onderwerp.

1. waar
2. niet waar

Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.

1. waar
2. niet waar

Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘vertellen’ of met ‘geven’.

1. waar
2. niet waar

Een zin kan één, geen of meer bijwoordelijke bepalingen bevatten.

1. waar
2. niet waar

Welke zin is op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?

1. De familie Verdouw / bewaart / alle / Donald Ducks
2. De familie Verdouw / bewaart / alle Donald Ducks

Welke zin is op de juiste manier in zinsdelen verdeeld?

1. Wat / is / het nut van wespen?
2. Wat is / het nut / van wespen?

Wat is de persoonsvorm?
De caissière vouwde de oranje, plastic draagtassen keurig voor ons op.

Wat is de persoonsvorm?
Vroeger waarschuwden kanaries de kolenmijnwerkers voor gevaarlijke gassen.

Wat is de persoonsvorm?
Wat eten de hotelgasten vanavond na hun excursie naar de piramiden?

Wat is het onderwerp?
De caissière vouwde de oranje, plastic draagtassen keurig voor ons op.

Wat is het onderwerp?
Vroeger waarschuwden kanaries de kolenmijnwerkers voor gevaarlijke gassen.

Wat is het onderwerp?
Wat eten de hotelgasten vanavond na hun excursie naar de piramiden?

Wat is het lijdend voorwerp?
Na het journaal zaten mijn ouders urenlang de Volkskrant te lezen.

Wat is het lijdend voorwerp?
Heeft je neef uit Olst al voor de derde keer de hoofdprijs gewonnen?

Wat is het lijdend voorwerp?
De groothertog van Luxemburg zal komend voorjaar Madurodam bezoeken.

Wat is het lijdend voorwerp?
Zaterdagavond was de politie in het centrum de fietsverlichting aan het controleren.

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Guusje laat AAN HAAR VRIENDIN ANNE een TikTokvideo zien.

1. ja
2. nee

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Het pakketje heeft de bezorger VOOR DE VOORDEUR gelegd.

1. ja
2. nee

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Zou het gras AAN DE OVERKANT groener zijn?

1. ja
2. nee

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Die kruiswoordpuzzel blijkt VOOR OMA te moeilijk.

1. ja
2. nee

Is het grote zinsdeel in de zinnen een meewerkend voorwerp?
Tjibbe legde ONS de spelregels van het bordspel Pandemic uit.

1. ja
2. nee

Ga nu naar de digitale methode online en maak de vier opdrachten die ik heb klaargezet in de planning.

Let op:

pv = persoonsvorm

ow = onderwerp

wg = werkwoordelijk gezegde

ng = naamwoordelijk gezegde

lv = lijdend voorwerp

mv = meewerkend voorwerp

bwb = bijwoordelijke bepaling