paragraaf 1.2 2vwo

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Paragraaf 1.2

De renaissance

De mens en de wereld

- Rond 1500 kregen in Italie mensen een ander mens en wereldbeeld.

- In de middeleeuwen had de kerk altijd centraal gestaan.

- God was nu nog steeds belangrijk maar ook de mens werd belangrijk gevonden. 

- De mens is geen machteloos wezen maar had verstand die je kan gebruiken om de wereld te begrijpen en te beheersen.

- Het aardse leven is de moeite waard. (Carpe Diem)

belangstelling voor de oudheid

- Italianen ontdekten dat de Grieken en Romeinen dezelfde mentaliteit hadden gehad.

- Ze haalden op veel gebieden inspiratie uit de oudheid. (geneeskunde, bouwkunst, filosofie, kunst etc.)

- Ook gingen humanisten op zoek naar oude bijbelteksten. Door de jaren heen waren de originele teksten (bewust / onbewust) door de kerk aangepast. Men wilde ook terug naar de basis van het geloof.

- Renaissance betekent dan ook wedergeboorte.

- De middeleeuwen was in hun ogen een soort onbelangrijke tussenperiode waar weinig was gepresteerd.

De mens centraal

- Geleerden stelde in de renaissance de mens centraal.

Deze geleerden worden humanisten genoemd.

- Veel kennis lag verstopt in kloosters. In kloosters werden voor de boekdrukkunst veel belangrijke geschriften maar natuurlijk ook de bijbel overgeschreven.

- De paus steunde de humanisten in hun opdracht om de originele teksten van de bijbel te doen herleven.

- Humanisten waren wel kritische mensen en vonden dat mensen niet zomaar moesten doen wat de kerk ze opdroeg.

- Scholing en kritisch denken zijn voor humanisten zeer belangrijke zaken. Mensen moeten vrij zijn in hun denken.

- Mensen moeten zelf de bijbel kunnen lezen en dan zelf een oordeel vellen op basis van input van de kerk maar ook op basis van de bijbel die ze kunnen lezen zelf.

Erasmus en Leonardo da Vinci

- Erasmus heeft veel tijd gestoken in het maken van een nieuwe vertaling van het Nieuwe testament.

- Leonardo Da Vinci heeft de mens op een andere manier centraal gesteld. Hij onderzocht het menselijk lichaam en maakte anatomische studies. Leonardo was een universele mens. Een wetenschapper, uitvinder, schilder etc.

vernieuwingen in de kunst

- Kunstenaars wilde niet alleen de Grieken en Romeinen kopieren. Ze haalde er inspiratie uit en wilde die tijd overtreffen.

- Kunst werd zeer realistisch. Anatomie en perspectief zijn heel belangrijk in de kunst.

- Je ziet ook symmetrie , zuilen en timpanen, bogen in de bouwkunst terugkomen.

verspreiding

- De rijkdom en de goede ligging van Italie en werkt als een katalysator voor de renaissance. Na de val van het Oost Romeinse Rijk (1453) vluchten veel rijke mensen vanuit Constantinopel naar Noord Italie. Ze nemen kennis en handelscontacten mee 

--> rijkdom trekt kunstenaars en wetenschappers aan die werk krijgen via de rijkdom die in Noord Italie aanwezig is.

In Italie zijn natuurlijk veel kennis en restanten van de Romeinen te vinden. Door de boekdrukkunst (1450)kan de kennis die in Italie opgedaan is zich sneller verspreiden over Europa.