ww spelling verleden tijd

1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je leert de persoonsvorm in de verleden tijd in de zin te schrijven.

Slide 2 - Slide

Gisteren ______ (poetsen) ik mijn kamer.
A
Poetste
B
Poetsde

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Vorig jaar ________ (verhuizen) wij naar Zevenaar
A
verhuisde
B
verhuiste

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

De kleuter ________ (verven) met zijn vingers!
A
Verfte
B
Verfde

Slide 7 - Quiz

De kinderen _______ (scheren) vorige week de schapen.
A
scheerde
B
schoren

Slide 8 - Quiz

De tomaat _______ (bederven) al na 2 dagen.
A
bedorf
B
bedierf
C
bederfte
D
bederfde

Slide 9 - Quiz

De conciërge ________ (verbinden) toen de wond.
A
verbinde
B
verbindde
C
verbond

Slide 10 - Quiz

Vorige maand leefde mijn beide grootouders nog.

Slide 11 - Open question

Aaf en Floris voelde zich afgelopen dagen niet zo lekker.

Slide 12 - Open question

De schaatsen _______ (slijten) zeer snel. (v.t.)
A
slijtte
B
slijtten
C
sleten

Slide 13 - Quiz

Jesper _______ (binden) het touw stevig vast. (v.t.)
A
bindde
B
bond

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Tips van deze les:
- Gebruik 't x-kofschip voor bepalen de(n) of te(n).

- Haal -en van het hele werkwoord af om te kijken of het de(n) of te(n) wordt. (verven)

- Ga na of het onderwerp enkelvoud of meervoud is.

Slide 16 - Slide

Hoe gaat ww spelling verleden tijd bij jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Slide