MA - Herhaling politiek

Herhaling politiek
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Herhaling politiek

Slide 1 - Slide

Nederland is een...
A
Dictatuur
B
Constitutionele monarchie
C
Parlementaire democratie
D
Republiek

Slide 2 - Quiz

Mensen die lid zijn van de Eerste en Tweede Kamer zitten noem je...
A
Ministers
B
Staatssecretarissen
C
Minister-President
D
Volksvertegenwoordigers

Slide 3 - Quiz

Burgers van 18 jaar en ouder hebben in Nederland...
A
Algemeen kiesrecht
B
Stemplicht
C
Mannenkiesrecht
D
Vrouwenkiesrecht

Slide 4 - Quiz

Het parlement bestaat in Nederland uit...
A
Ministers en staatssecretarissen
B
De koning en ministers
C
De Eerste en Tweede Kamer
D
Burgers

Slide 5 - Quiz

Het kabinet bestaat uit...
A
Ministers en staatssecretarissen
B
De Eerste en Tweede Kamer
C
Burgers
D
De koning en de minister-president

Slide 6 - Quiz

Wie heeft de meeste macht in Nederland?
A
Minister-president
B
Kamerleden
C
Burgers
D
Koning

Slide 7 - Quiz

Het begrip rechtsstaat betekent...
A
Dat er in Nederland rechts gereden wordt in het verkeer
B
Dat de wetten en plannen goedgekeurd moeten zijn door het parlement
C
Dat de rechter de wetten bepaalt en je je daaraan moet houden om veroordeling te voorkomen

Slide 8 - Quiz

In de grondwet staat...
A
het grondgebied van Nederland beschreven
B
grondrechten: wie mag waar wonen?
C
De belangrijkste regels waar iedereen zich aan moet houden
D
De regels van het Coronabeleid

Slide 9 - Quiz

Hoeveel zetels heeft de Eerste Kamer?
A
100
B
75
C
150
D
125

Slide 10 - Quiz

Hoeveel zetels heeft de Tweede Kamer?
A
50
B
150
C
75
D
125

Slide 11 - Quiz

Hoeveel stemmen heb je nodig in de Tweede Kamer om een wetsvoorstel aan te nemen?
A
75
B
150
C
76
D
50

Slide 12 - Quiz

Wat is een compromis?
A
Een dienst in de katholieke kerk
B
Een oplossing waarbij meerdere partijen een beetje toegeven
C
Een wetsvoorstel
D
Het absolute gelijk van een partij

Slide 13 - Quiz

Waarom moeten kamerleden (van politieke partijen) compromissen sluiten?
A
Omdat ze anders geen meerderheid halen om hun ideeën te laten uitvoeren
B
Omdat ze anders niet gekozen kunnen worden bij verkiezingen
C
Omdat dit moet van de regering
D
Omdat dit in de grondwet staat

Slide 14 - Quiz

Welk woord past bij het liberalisme?
A
Gelijkheid
B
Vrijheid
C
Broederschap
D
Milieu

Slide 15 - Quiz

Een voorbeeld van een liberale partij is...
A
CDA
B
SP
C
VVD
D
GroenLinks

Slide 16 - Quiz

Een kenmerk van het socialisme is
A
Gelijkheid
B
Vrijheid
C
Geloof
D
1 leider

Slide 17 - Quiz

Een voorbeeld van een socialistische partij is
A
CDA
B
D'66
C
SP
D
VVD

Slide 18 - Quiz

Met de term 'links' bedoelt men
A
Liberaal
B
Socialistisch
C
Conservatief
D
Gevaarlijk

Slide 19 - Quiz

Passief kiesrecht betekent
A
Dat je niet stemt
B
Dat je gaat stemmen
C
Dat je zelf verkiesbaar bent
D
Dat je niet mag stemmen

Slide 20 - Quiz

Wat doet de politiek?
A
Het regelen van zaken van Algemeen belang
B
Belastinggeld verdelen over maatschappelijke doelen
C
Bezuinigen als dat nodig is
D
Besturen

Slide 21 - Quiz