Spelling: samenstellingen en tussen n en s

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Vandaag
Verder met spelling: samenstellingen en tussen n, s
koppelteken

Slide 3 - Slide

Opdracht beroepenpresentatie

1. tweetallen maken

2. verdiepen in verschillende beroepen

3. keuze maken voor een beroep

4. interview voorbereiden (ook doel vaststellen)

5. interview afnemen (ook filmen)

6. gegevens verwerken

7. presenteren

Slide 4 - Slide

Opdracht beroep
3. keuze maken voor een beroep
4. interview voorbereiden (ook doel vaststellen)

Maak een lijst van onderwerpen over het betreffende beroep. Waar ben je nieuwsgierig naar?

Slide 5 - Slide

voorbereiden interview
1. Maak een topiclijst. Waar ben je nieuwsgierig naar?

2. Formuleer per onderwerp/topic een aantal open vragen volgens de methode 5xw en 1xh. 


Slide 6 - Slide

koppelteken
- wanneer het voor de uitspraak nodig is: stage-uren 
- samenstellingen met afkortingen die je niet als een woord uitspreekt: vwo-leerling. Maar: havoleerling
- samenstellingen met  'ex' en 'oud'
- samenstellingen met aardrijkskundige namen: Zuid-Amerika
- wanneer je een deel van het woord weglaat: kinder- en oogarts

Slide 7 - Slide

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Mijn trainer zei jij mag meetrainen met de selectie.
B
Mijn trainer zei: 'Jij mag meetrainen met de selectie.'
C
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie.'
D
Mijn trainer zei: 'jij mag meetrainen met de selectie'

Slide 8 - Quiz

Welke zin is correct geschreven, lettend op leestekens en hoofdletters.
A
Jantje vroeg: 'Ga je mee?'
B
Jantje vroeg: 'Ga je mee'?
C
jantje vroeg: 'ga je mee'
D
Jantje vroeg: 'ga Je mee?'

Slide 9 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
De bedrijfshulpverlener belde 112 want hij vertrouwde de situatie niet.
B
De bedrijfshulpverlener belde 112: 'Hij vertrouwde de situatie niet!'
C
De bedrijfshulpverlener belde 112, want hij vertrouwde de situatie niet.
D
De bedrijfshulpverlener belde 112: 'Hij vertrouwde de situatie niet.'

Slide 10 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
Mijn buurvrouw janny schreeuwde tegen haar kleinkind, sta stil!
B
Mijn buurvrouw Janny schreeuwde tegen haar kleinkind, sta stil.
C
Mijn buurvrouw Janny schreeuwde tegen haar kleinkind: 'Sta stil!'
D
Mijn buurvrouw Janny schreeuwde tegen haar klein kind: 'Sta stil.'

Slide 11 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
'S avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst netflix.
B
'S avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst Netflix.
C
's Avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst netflix.
D
's Avonds ga ik laat naar bed, want ik kijk altijd eerst Netflix.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is correct geschreven,
lettend op leestekens en hoofdletters?
A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.

Slide 13 - Quiz

Elke dinsdag wordt het ___ opgehaald.
A
huis vuil
B
huisvuil

Slide 14 - Quiz

Het hele ___ van de wedstrijd.
A
team genoot
B
teamgenoot

Slide 15 - Quiz

Schrijf de samenstelling goed op:
niveau + indeling

Slide 16 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
niveau + verschil

Slide 17 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
chocolade + eitjes

Slide 18 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
cosmetica + industrie

Slide 19 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + examen

Slide 20 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
karate + trap

Slide 21 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
opera + uitvoering

Slide 22 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
stage + activiteit

Slide 23 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
stage + instelling

Slide 24 - Open question

Schrijf de samenstelling goed op:
informatie + uitwisseling

Slide 25 - Open question

In het kraampje langs de weg worden streekproducten, zoals jam en ___, verkocht
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 26 - Quiz

Van de nectar uit bloemkelken maken ____.
A
bijen honing
B
bijenhoning

Slide 27 - Quiz

De winkelier liet een ____ maken, nadat het oude was afgekeurd.
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 28 - Quiz

Het ____ voor het stationsgebied, gaat niet door.
A
nieuw bouwplan
B
nieuwbouwplan

Slide 29 - Quiz

Lativa begon te huilen als een ___, toen ze haar telefoon kwijt was.
A
klein kind
B
kleinkind

Slide 30 - Quiz

Maken voor vandaag
Maken in Learnbeat:  hf. 12/12.2 spellingregels

Onderdeel E: meervoudsuitgangen I  (1 t/m 20)
Onderdeel P: verkleinwoorden (1t/m 20)
Ga daarna verder met onderdeel  D Leestekens (opgave 1 t/m 12)
Begin daarna opnieuw met werkwoordspelling (paragraaf 12.3 werkwoordspelling), onderdeel I. 
Gebruik je tijd goed! Houd je eigen voortgang bij.

Slide 31 - Slide

Maken
Hf. 12/ 12.2:
onderdeel H: opgave 2 t/m 20
onderdeel G: 2 t/m 20

Hf. 3, paragraaf 3.3: spelling totaal 3



Slide 32 - Slide