Formatieve toets grammatica 1-6 H/Vklas1

Formatieve toets grammatica H1-6




Maak er wat moois van!
Veel plezier ook! :)

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Formatieve toets grammatica H1-6




Maak er wat moois van!
Veel plezier ook! :)

Slide 1 - Slide

Het gaat over de basisstof:

Pv-zinsdelen-onderwerp-werkwoordelijk gez.-lijdend voorwerp-meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling
Redekundig:

Slide 2 - Slide

Taalkundig:
-Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord en twee soorten werkwoorden:
Hww-Zww.

Slide 3 - Slide

We gaan beginnen!
Lees goed.
Vul altijd wat in.
Een "luidsprekertje'
betekent audio ondersteuning.

Slide 4 - Slide

Vanmorgen hebben mijn zusjes bij bakkerij Özen een Turks brood besteld.
Welke verdeling in zinsdelen is goed?
A
Vanmorgen hebben/ mijn zusjes/bij bakkerij Özen/ een/ Turks brood/ besteld
B
Vanmorgen/hebben/ mijn zusjes/bij bakkerij Özen/ een Turks brood/besteld
C
Vanmorgen hebben mijn zusjes/Bij bakkerij Özen een Turks brood/besteld

Slide 5 - Quiz

Vanmorgen hebben mijn zusjes bij bakkerij Özen een Turks brood besteld.
Wat is het LV in deze zin?
A
vanmorgen
B
mijn zusjes
C
een Turks brood
D
bij bakkerij Özen

Slide 6 - Quiz

Niemand mag dat brood aan de eendjes geven.
Aan de eendjes is....
A
lijdend voorwerp
B
bijwoordelijke bepaling
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Wat is de bwb in de volgende zin: Mijn buurvrouw is door corona heel erg ziek geworden.
A
mijn buurvrouw
B
door corona
C
heel erg ziek
D
ziek

Slide 8 - Quiz

We blijven vandaag een beetje thuis. Blijven is hier:
A
een ZNW
B
een ZWW
C
een HWW

Slide 9 - Quiz

Mijn fietslamp doet het niet, ik moet gaan lopen. Wat is het zelfstandig naamwoord in deze zin?
A
Mijn
B
fietslamp
C
niet
D
het

Slide 10 - Quiz

Het hondje van de buurvrouw is erg lief.
'lief' is een....
A
Werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

Het werken met de computer kan RSI-klachten opleveren. Deze zin heeft.... zelfstandige naamwoorden:
RSI
A
drie zelfstandige naamwoorden
B
twee zelfstandige naamwoorden
C
één zelfstandig naamwoord

Slide 12 - Quiz

Die afvalwaterzuiveringsinstallatie is modern. Deze zin heeft ..
A
twee zelfstandige naamwoorden en één BN
B
één zn en twee bijvoeglijke naamwoorden
C
één ZN en één BN

Slide 13 - Quiz

Deze toets was niet erg moeilijk.
Moeilijk is......
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Quiz

Waarom kunnen we niet altijd formatief toetsen? kies het juiste antwoord.
Deze zin.....
A
is vragend en heeft dus geen persoonsvorm
B
heeft wel drie bijwoordelijke bepalingen
C
heeft als onderwerp 'formatief toetsen'

Slide 15 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
Aan wie / Voor wie + wg?
B
Wie of wat + wg + o?
C
Wie of wat + wg + o + lv
D
Aan wie / Voor wie + wg + o + lv?

Slide 16 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas 1 leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 1
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 17 - Quiz

Ik ga graag naar Giesbeek. Die plas is prachtig!
Prachtig is een...
A
werkwoord
B
zelfstandig nw
C
een bijvoeglijk nw

Slide 18 - Quiz

Door de boeken van Rupsje Nooitgenoeg ben ik van rupsjes gaan houden. Welke uitspraak is waar?
A
De boeken van Rupsje Nooitgenoeg is hier het onderwerp
B
Het stuk dat voor de PV staat is altijd één zinsdeel
C
Ben gaan houden is hier naamwoordelijk gezegde
D
Rupsjes is onderwerp

Slide 19 - Quiz

Houdt het nou nooit op?
Het gezegde hier is...
A
nou
B
nooit
C
houdt
D
houdt op

Slide 20 - Quiz

Dit was het!!!

Slide 21 - Slide