What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Week 19 klas 2 werkwoordspelling
Week 19 - werkwoordspelling
Je maakt toetsen in Plot op 3 niveaus.
Je moet 75% goed hebben. Je krijgt geen cijfer.
niveau 1: eind basisschool
niveau 2: eind klas 2
niveau 3: klas 3
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Week 19 - werkwoordspelling
Je maakt toetsen in Plot op 3 niveaus.
Je moet 75% goed hebben. Je krijgt geen cijfer.
niveau 1: eind basisschool
niveau 2: eind klas 2
niveau 3: klas 3
Slide 1 - Slide
SO Werkwoordspelling- week 20
Persoonsvorm (tt - vt)
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt.
Slide 2 - Slide
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Welk onderwerp hoort erbij?
Verlengproef
Meervoud of enkelvoud?
Schrijf altijd een -d op het eind
Tegenwoordige tijd of verleden tijd?
't sexy fokschaap
Kun je van tijd veranderen.
Heeft altijd een hulpwerkwoord bij zich.
Is bezig naast de persoonsvorm
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Slide
Zijn hand (trillen) van de zenuwen.
A
trillt
B
trild
C
trilt
D
trildt
Slide 5 - Quiz
Zijn hand
trilt
van de zenuwen
trilt = persoonsvorm
Onderwerp = Zijn hand
Zijn hand = ander enkelvoud (dus geen ik)
Ander enkelvoud tegenwoordige tijd = ik-vorm + t
tril + t
Slide 6 - Slide
(Worden) je broer nog steeds lastiggevallen?
A
wordt
B
werdt
C
word
D
werd
Slide 7 - Quiz
Wordt
je broer nog steeds lastiggevallen?
Wordt = persoonsvorm
Onderwerp = je broer
je broer = ander enkelvoud (dus geen ik)
Ander enkelvoud tegenwoordige tijd = ik-vorm + t
Word + t
Slide 8 - Slide
Wanneer (beginnen) jullie vakantie?
A
begind
B
begint
C
begindt
D
beginnen
Slide 9 - Quiz
Wanneer
begint
jullie vakantie?
begint = persoonsvorm
Onderwerp = jullie vakantie
jullie vakantie = ander enkelvoud (dus geen ik)
Ander enkelvoud tegenwoordige tijd = ik-vorm + t
begin + t
Slide 10 - Slide
Waarom (binden) je dat touw vast?
A
bind
B
bint
C
bindt
D
bintt
Slide 11 - Quiz
Waarom
bind
je dat touw vast?
bind = persoonsvorm
Onderwerp = je
je = jij achter de persoonsvorm - enkelvoud
je/jij achter de persoonsvorm = ik-vorm
bind
Slide 12 - Slide
Afgelopen dinsdag (wachten) we gespannen op de persconferentie
A
wachten
B
wachte
C
wachtte
D
wachtten
Slide 13 - Quiz
Afgelopen dinsdag
wachtten
we gespannen op de persconferentie
wachtten = persoonsvorm verleden tijd
onderwerp = we
we = meervoud
verleden tijd, meervoud, zwak ww = ik-vorm + ten/den
wacht + ten
Slide 14 - Slide
Sorry, ik (horen) je niet goed.
A
hoorde
B
hoorden
C
hoordde
D
hoordden
Slide 15 - Quiz
Sorry, ik
hoorde
je niet goed.
hoorde = persoonsvorm verleden tijd
onderwerp = ik
ik = enkelvoud
verleden tijd, enkelvoud, zwak ww= ik-vorm + te/de
hoor + de
Slide 16 - Slide
Mijn broertje (worden) gisteren gebeld door zijn juf.
A
wert
B
werd
C
werdt
D
wierd
Slide 17 - Quiz
Mijn broertje
werd
gisteren gebeld door zijn juf.
werd = persoonsvorm verleden tijd, sterk werkwoord
onderwerp = mijn broertje
mijn broertje = enkelvoud
enkelvoud verleden tijd sterk ww = vaste vorm
werd
Slide 18 - Slide
Opi Kas (vertellen) vroeger al sterke verhalen.
A
vertelden
B
vertellde
C
verteldde
D
vertelde
Slide 19 - Quiz
Opi Kas
vertelde
vroeger al sterke verhalen
vertelde = persoonsvorm verleden tijd
onderwerp = Opi Kas
Opi Kas = enkelvoud
verleden tijd, enkelvoud, zwak ww= ik-vorm + te/de
vertel + de
Slide 20 - Slide
Op de snelweg is een ongeluk (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 21 - Quiz
Op de snelweg
is
een ongeluk
gebeurd
.
gebeurd = voltooid deelwoord. (pv = is)
voltooid deelwoord = verlengproef. (Bij twijfel: 't sexy fokschaap)
verlengproef = gebeur
de.
(En niet gebeurte)
gebeur
d
Slide 22 - Slide
Wanneer zijn jullie (verhuizen)?
A
verhuist
B
verhuizd
C
verhuizt
D
verhuisd
Slide 23 - Quiz
Wanneer
zijn
jullie
verhuisd
?
verhuisd = voltooid deelwoord. (pv = zijn)
voltooid deelwoord = verlengproef. (Bij twijfel: 't sexy fokschaap)
verlengproef = verhuisde of verhuiste?
twijfel =
'
t s
e
x
y
f
o
ksch
aa
p
Haal
-en
af van het hele werkwoord = verhui
z
De
z
zit
niet
in 't sexy fokschaap
Niet = d. Wel = t.
Plak een d achter de ik-vorm =
verhuisd
Slide 24 - Slide
Hoe ging het?
A
Ik snap het redelijk goed.
B
Ik snap de pv tt niet.
C
Ik snap de pv vt niet.
D
Ik snap het voltooid deelwoord niet.
Slide 25 - Quiz
More lessons like this
Werkwoordspelling oefenen H2
June 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
KT2: werkwoordspelling H6 sheets met uitleg
March 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Week 20 Werkwoordspelling
March 2021
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Spelling van de persoonsvorm en het (on)voltooid deelwoord
November 2024
- Lesson with
44 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Spelling van de persoonsvorm
September 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
November 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
14/10 Werkwoordspelling 2-6 1mh
September 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Slimmer Schrijven: Pas de persoonsvorm aan!
April 2023
- Lesson with
15 slides