module 2 les 2

les 2 module 2
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

les 2 module 2

Slide 1 - Slide

lesdoel
aan het eind van de les herken ik
litotes
eufemisme
chiasme
parallellisme
pleonasme
tautologie
hyperbool
retorische vraag

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

STIJLFIGUREN
gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
 
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 4 - Slide

Litotes

Een bijzondere vorm van een understatement is de litotes. Daarmee ontken je het tegenovergestelde.


Voorbeeld:  Ze zijn niet onbemiddeld.


Je bedoelt: Ze zijn rijk.


Slide 5 - Slide



Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving.

Als je je erg inspant:
"Ik ga dood!!"

Slide 6 - Slide



Understatement
Het tegenovergestelde van overdrijving.
Vaak om iets grappig te maken.


Mijn steenrijke oom heeft een stulpje aan de Rivièra gekocht.

Slide 7 - Slide



Eufemisme
Verzachtende omschrijving die een beetje verstopt wat iets eigenlijk betekent. Vaak met een taboe.

Voorbeelden voor dood:
heengaan
inslapen
naar een betere wereld gaan
etc.

Slide 8 - Slide

Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een eigenschap die al onlosmakelijk aan een begrip verbonden is, ook benoemd door een ander woord. Voorbeelden van pleonasmen zijn een houten boomstam, gele boterbloemen, de hete zon en de uiterste limiet.
Het gaat meestal om een combinatie van een bijvoeglijk en zelfstandig naamwoord, maar ook combinaties als weer hervatten, een verbetering ten goede, verplicht zijn autogordels te moeten dragen, in staat zijn een brief te kunnen schrijven en gehandhaafd blijven worden pleonastisch genoemd.

Slide 9 - Slide

Tautologie
Bij een tautologie wordt hetzelfde begrip tweemaal genoemd. Vaak gaat het daarbij om twee BN, twee ZN of twee BW. Voorbeelden:
Misschien hebben ze wellicht een oplossing.
Natuurlijk zullen we vanzelfsprekend snel reageren.
Vermoedelijk moet je misschien een ander nummer bellen.
Ik ben haast bijna op kantoor.
Voordat u zich inschrijft, moet u eerst de voorwaarden lezen.
Maar dat is echter niet waar.
Tot dusver hebben we dit niet eerder gezien.


Slide 10 - Slide

kruisstelling (ABBA), grammaticaal of inhoudelijk

De bruidegom was de lentezon
en Holland was de bruid.

een zilveren ketting en een broche van goud
Chiasme

Slide 11 - Slide

Chiasme
Je moet niet leven (A) om te werken (B), maar werken (B) om te leven. (A)

Hij was lekker van ver, maar ver van lekker.  

Slide 12 - Slide

Parallellisme

Zinnen verlopen op dezelfde manier. Vaak beginnen ze hetzelfde.



Slide 13 - Slide

retorische vraag
Een retorische vraag is een vraag waarop geen antwoord word verwacht. Je kan het antwoord zelf namelijk al invullen 

Zijn we niet allemaal mensen van vlees en bloed?

Slide 14 - Slide

Waarschijnlijk wordt deze president vermoedelijk niet herkozen bij de volgende verkiezingen.​
A
tautologie
B
pleonasme
C
dubbele ontkenning
D
contaminatie

Slide 15 - Quiz


Nadat Jan Janssen was aangesteld als voorzitter, escaleerden de zaken uit de hand.

A
tautologie
B
pleonasme
C
dubbele ontkenning
D
contaminatie

Slide 16 - Quiz


Het hek voorkwam dat de kinderen niet van de trap konden vallen.

A
tautologie
B
pleonasme
C
dubbele ontkenning
D
contaminatie

Slide 17 - Quiz


Dat heb je niet onaardig gedaan. (tegen een jongen die een 10 had voor zijn toets)


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 18 - Quiz

Ik verveel me dood.


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 19 - Quiz


Mijn oom bezit een stulpje in Monte Carlo.



A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 20 - Quiz


We hebben onze hond in moeten laten slapen.


A
hyperbool
B
understatement
C
eufemisme
D
litotes

Slide 21 - Quiz

Hyperbool
Understatement
Eufemisme
Litotes
Dat vind ik echt geen verkeerd plan!
Tekenen is niet mijn grootste talent.
In Nederland regent het 320 van de 365 dagen.
Karin werkt als interieurverzorgster.

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Link

Beheers je nu alle stijlfiguren uit module 2? Zo niet; welke vind je nog lastig?

Slide 24 - Open question