Hoofdstuk 17, kassa werkzaamheden

Hoofdstuk 17
Kassa werkzaamheden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SchoonheidsverzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 17
Kassa werkzaamheden

Slide 1 - Slide

Kenmerken van
een gecombineerde huid

Slide 2 - Mind map

Kenmerken van
een droge huid

Slide 3 - Mind map

Kenmerken van
een vette huid

Slide 4 - Mind map

Soorten betaalmiddelen
Contant:  muntgeld en papiergeld
Creditcard: in het binnenland hoef je hiervoor geen pincode te gebruiken. Met een creditcard moet je de volgende zaken controleren:
  • Naam  
  • Handtekening  
  • Nummer  
  • Geldigheidsdatum

Slide 5 - Slide

Soorten betaalmiddelen
Pinpas: een plastic pas met pincode. In het pinapparaat moet je dan akkoord geven voor de betaling. 
Contactloos: tegenwoordig kun je ook tot €25,- met je pinpas zonder pincode betalen.  
Chippen: Op de bankpas zit/zat een chipknip, deze kun je “opladen” door geld erop te zetten. Als je dan wilt betalen met je chip, dan heb je daar ook geen pincode meer voor nodig.

Slide 6 - Slide

Kassa
De kassa heeft bijna altijd een vaste indeling. Vaak van klein naar groot.
Al het contante geld ligt gesorteerd bij elkaar. Zorg dat je altijd dezelfde volgorde aanhoud, dan is vergissen een kleiner kans en dan heb je (hopelijk) geen kasverschil.



Slide 7 - Slide

Kassa
Wat kun je met een kassa? (Tegenwoordig vaak een computer)
  • Het geld bewaren. (of andere betaal middelen)  
  • Optellen van bedragen  
  • Registreren van aangeslagen bedragen  
  • Informeren over bedragen aan klanten  
  • Kortingsbedragen uitrekenen, vb 10 % korting.
  • Het geld bewaren. (of andere betaal middelen)  
  • Optellen van bedragen  
  • Registreren van aangeslagen bedragen 

Informeren over bedragen aan klanten

Kortingsbedragen uitrekenen, vb 10 % korting.

Slide 8 - Slide

Kassa
In een kassa worden ook de bedragen vastgelegd op een bon. Vaak zitten er twee rollen in een kassa.
De kassabon voor de klant en een controle-bon voor de winkel/zaak.  De kassabon scheur je steeds af en geef je mee aan de klant. Als je een fout maakt met het geld voor de kassa, dan komt de controle-bon niet overeen met het bedrag in de kassa.  

Je heb een kas-overschot (dan zit er meer in de kassa dan er in moet zitten)

Je hebt ook een kas- tekort (dan zit er dus minder in de kassa dan er in moet zitten).

Slide 9 - Slide

Informatie voor de toets
  • bestaat uit 3 casussen
  • informatie over volgorde behandelingen
  • informatie over huidsoorten
  • informatie over producten/ thuisadvies 

Slide 10 - Slide

Maak de opdrachten van hoofdstuk 11 in je werkboek 

Slide 11 - Slide