Spelling - werkwoordspelling

Les 2
- Uitleg werkwoordspelling
- Zelfstandig werken aan opdrachten
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 2
- Uitleg werkwoordspelling
- Zelfstandig werken aan opdrachten

Slide 1 - Slide

Spelling
Werkwoordspelling
Nodig: lesboek, schrift, pen en telefoon

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling
Persoonsvormen (pvtt, pvvt)
Engelse werkwoorden
Infinitief
Gebiedende wijs
Onvoltooid deelwoord
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikte (on)voltooid deelwoord

Slide 4 - Slide

Schema p. 275

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

PVTT

Slide 7 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

Slide 8 - Open question

Tegenwoordige tijd

Ik-vorm 
Jij ik-vorm + t (erachter geen ‘t’)
Hij/zij/het/u ik-vorm + t
Wij/zij/jullie hele werkwoord

Voorbeeld

Ik maak/maak jij
Jij maakt
Hij/zij/het maakt
Wij/zij/jullie maken

Slide 9 - Slide

Tegenwoordige tijd
Stam = hele werkwoord - en

Ik-vorm 
Jij ik-vorm + t (erachter geen ‘t’)
Hij/zij/het/u ik-vorm + t
Wij/zij/jullie hele werkwoord

Voorbeeld


Ik word/word jij
Jij wordt
Hij/zij/het wordt
Wij/zij/jullie worden

Slide 10 - Slide

Ezelsbruggetje
Vervang het werkwoord dat je wilt spellen door maken/koken/lopen/smurfen. 
Hoor je een 't', schrijf je een t.
Word jij nog een keer wakker?
Kook jij nog een keer wakker?

Slide 11 - Slide

(Vinden)...... je zusje de kleur roze leuk?
Je ..... (worden) ook nooit volwassen!

Slide 12 - Open question

Persoonsvorm verleden tijd
PVVT

Slide 13 - Slide

Zwakke werkwoorden
1. Hoor je een t?
2. Zit de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?
+ te(n)

1. Hoor je een d? 
2. Zit de laatste letter van de stam in NIET in 't ex-kofschip?
+de(n)


Sterke werkwoorden
Veranderen van klank in de verleden tijd.

Worden - werden
Vlechten - vlochten
Wringen - wrongen
Etc.

Slide 14 - Slide

Zwakke werkwoorden
1. Hoor je een t?
2. Zit de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?
+ te(n)

1. Hoor je een d? 
2. Zit de laatste letter van de stam in NIET in 't ex-kofschip?
+de(n)


Voorbeeld
1. Maken je hoort maakte(n)
2. Mak- dus maakte(n)
1. Kosten je hoort kostte(n)
2. Kost-  dus kostte(n)

1. Grazen je hoort graasde(n)
2. Graz- dus graasde(n)
1. Beantwoorden je hoort beantwoordden
2. Beantwoord- dus beantwoordden

Slide 15 - Slide

Engelse werkwoorden
Vervoeg je hetzelfde als alle andere werkwoorden.

Krijgen soms een extra 'e' om spraakproblemen te voorkomen.
Hij ract. 
Hij racet. 
Voorbeeld 
pvtt
Ik race                        delete
jij/hij racet               deletet
wij racen                  deleten
pvvt
ik/jij/hijrace+te      delete+te
wij race+ten            delete+ten

Slide 16 - Slide

Het auto-ongeluk in Utrecht vorige week (kosten)….. het leven van een man en (verwoesten)…….. twee auto’s.

Slide 17 - Open question

Lisa ... (faken) vorige week dat ze zin had in de les Nederlands.

Slide 18 - Open question

Aan de slag
1. Maak opdracht 5 t/m 7 + 11 t/m 13 p. 268-271.
2. Klaar? Nakijken antwoorden via ELO, bronnen, gedeelde documenten, Nederlands, spelling. 

Slide 19 - Slide

Overige werkwoordsvormen
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
Bijvoeglijk (on)voltooid deelwoord
Infinitief
Gebiedende wijs
Engelse werkwoorden

Slide 20 - Slide

Voltooid deelwoord
Komt voor met hebben, zijn of worden.

Sterke ww'en: uit het hoofd
Kijken - gekeken
Zwakke ww'en: verlengproef/'t ex-kofschip
oefenen - ik heb geoefend
Persoonsvorm vs. voltooid deelwoord
Tijdsproef: Hij vertelt/vertelde altijd leuke verhalen over wat er allemaal is/was gebeurd. 

Hij vertelt (pvtt) altijd leuke verhalen over wat er allemaal is gebeurd (vd). 


Slide 21 - Slide

Ik heb dat verhaal over hem nooit … (geloven) en ik kan me niet voorstellen dat iemand daar wel in … (geloven).

Slide 22 - Open question

Onvoltooid deelwoord
De handeling is nog bezig en dus nog niet afgerond.

Zegt iets over hoe iets gebeurt.
Zegt iets over een werkwoord.

Bestaat uit: hele werkwoord + d(e)


Voorbeeld

Hij liep slapend richting het werk.
De honk keek smekend naar zijn baasje.

Slide 23 - Slide

Bijvoeglijk (on)voltooid deelwoord
Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord (mens/dier/ding).

Schrijf je altijd zo kort mogelijk.


Voorbeeld

De verbrede wegen waren afgesloten.

De vergrote woonkamer was pas geschilderd.

Slide 24 - Slide

De .... (vluchten) dieven werden verderop gepakt.
A
gevluchtte
B
gevluchtten
C
gevluchte

Slide 25 - Quiz

Infinitief
Hele werkwoord 
Vaak na 'te'
Woordenboekvorm

Gebiedende wijs
Bevel/opdracht
Ik-vorm

Voorbeeld
Hij stond daar maar wat te kijken.


Pak jullie boeken!
Wees eens op tijd.
Word eens volwassen.

Slide 26 - Slide

Lastige gevallen in de werkwoordspelling

Slide 27 - Slide

Lastige gevallen
Werkwoorden die hetzelfde klinken, maar die anders geschreven worden.
Vind, vindt, kosten, kostten, etc.

Start altijd pv zoeken.
Pas altijd de spellingsregels toe!

Voorbeeld
Op de vorige toetsen beantwoordden (pvvt) leerlingen veel vragen fout.

Hij vertelt (pvtt) over zijn boek wat daar gebeurd (vd) is.  

Het was lang geleden dat iemand over boeken heeft verteld (vd).

Slide 28 - Slide

De gemeente zal de speeltuin volgend voorjaar … (vergroten), zodat hij hopelijk wat aantrekkelijker … (worden).

Slide 29 - Open question

Engelse werkwoorden
Vervoeg je hetzelfde als alle andere werkwoorden.

Krijgen soms een extra 'e' om spraakproblemen te voorkomen.
Hij ract. 
Hij racet. 
Voorbeeld 
pvtt
Ik race
jij/hij racet
wij racen
pvvt
ik/jij/hijracete
wij raceten
vd
Wij hebben geracet

Slide 30 - Slide

Aan de slag
1. Maak opdracht 4 t/m 7 op p. 273-274. 
2. Maak opdracht 3 en 7 op p. 276-277.
3. Nakijken via ELO (bronnen, gedeelde documenten, Nederlands, spelling).
4. Laptop: leermiddelen, Nederlands, NN. 

Slide 31 - Slide