What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsontleding
Zinsontleding
Lesdoel: Ik kan het meewerkend voorwerp herkennen in de zin.
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 8
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zinsontleding
Lesdoel: Ik kan het meewerkend voorwerp herkennen in de zin.
Slide 1 - Slide
Zinsontleding
Hoe zat het ook alweer?
Slide 2 - Slide
Welke zinsdelen kennen we?
- Persoonsvorm
- Onderwerp
- WW gezegde
- Lijdend Voorwerp
- Bepaling van plaats
- Bepaling van tijd
Slide 3 - Slide
De persoonsvorm
- Is altijd een werkwoord
- Kun je vinden door de tijd te veranderen
- kun je vinden door van enkelvoud, meervoud te maken(of andersom)
Slide 4 - Slide
Het onderwerp
- De hoofdpersoon uit de zin. Hier draait het allemaal om.
- Mens, dier of ding
- Je vindt het door te vragen "wie of wat + persoonsvorm?"
Slide 5 - Slide
op je wisbordje!
Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp in de zin:
Op regenachtige dagen verveel ik mij regelmatig!
Slide 6 - Slide
Op je wisbordje!
Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp in de zin:
Ed en Willem Bever klussen de hele dag door.
Slide 7 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
- Simpel gezegd zijn dit alle werkwoorden uit een zin.
- De persoonsvorm is altijd een werkwoord en hoort hier dus ook bij!!
Slide 8 - Slide
Op je wisbordje
Wat is het WW. gezegde in de volgende zin:
Ik wil jullie een geheimpje verklappen!
Slide 9 - Slide
Op je wisbordje
Wat is het WW. gezegde in de volgende zin:
In de vakantie ben ik in de zon gaan liggen.
Slide 10 - Slide
Lijdend voorwerp
- Dit is een "ding" waar iets mee gebeurt. Het ondergaat iets.
- Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
- je vindt het door te vragen "wie of wat + onderwerp+ ww gez."
altijd zo compleet mogelijk!
Slide 11 - Slide
Op je wisbordje
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Ik wil jullie een geheimpje verklappen!
Slide 12 - Slide
Pers. vorm
Onderwerp
Rest van het
ww. gez.
Lijd. voorwerp
verkopen
kerstbomen
zal
Peter
Slide 13 - Drag question
Pers. vorm
Onderwerp
Rest van het
ww. gez.
Lijd. voorwerp
repareren
de bel
wil
Samson
Slide 14 - Drag question
Bepaling van plaats
- Dit zinsdeel geeft aan
waar
iets of iemand is.
- je vindt het dus door te vragen
"waar?" (
en dan bij voorkeur met een Brabants accent :) )
Slide 15 - Slide
Bepaling van tijd
- Dit zinsdeel geeft aan
"wanneer"
iets is
- Je vindt het dus door te vragen "
wanneer?"
(en dan weer bij voorkeur met een accentje)
Slide 16 - Slide
Op je wisbordje
Wat zijn de bepalingen in de volgende zin:
In de Efteling heeft Holle Bolle Gijs vorige week Roodkapje opgevreten.
Slide 17 - Slide
PV
Ond
Rest van
ww gez.
Lijd. Vw
Bep. van
plaats
Bep. van
tijd
Ik
moet
volgende week
bloemen
geven
in Maastricht
Slide 18 - Drag question
Meewerkend voorwerp
- Het meewerkend voorwerp is "het tweede onderwerp" en hoort dus een beetje bij het onderwerp.
- je kunt er makkelijk "
aan
" of
"voor"
voorzetten óf het staat er al. Het is dus het antwoord op de vraag "
aan wie?"
of
"voor wie?"
- als het er al staat, dan hoort het er ook echt bij.
Slide 19 - Slide
Meewerkend voorwerp
een voorbeeldzin:
Ik moet volgende week in Maastricht bloemen geven aan André Rieu.
Slide 20 - Slide
Meewerkend voorwerp
een voorbeeldzin:
Samson wil Gert een bel geven voor zijn verjaardag
Slide 21 - Slide
wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Ik geef hem een knuffel.
Slide 22 - Open question
Op je wisbordje
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Mag ik u een advies geven?
Slide 23 - Slide
Op je wisbordje
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De agent gaf de chauffeur een bekeuring.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Meewerkend voorwerp
een voorbeeldzin:
Aan de juf durf ik helemaal niets te vragen.
Slide 26 - Slide
oefenen!
Bedenk een goede zin en schrijf deze op je wisbordje.
Je buurman/buurvrouw moet de zin ontleden dus zorg dat je de antwoorden hebt.
De zin moet een meew. vw. bevatten!
Slide 27 - Slide
Wat is het meew. voorwerp in de zin:
Ik vraag hem om de antwoorden.
(Stel de vraag echt! > aan wie/voor wie)
A
hem
B
ik
C
de antwoorden
D
om
Slide 28 - Quiz
wat is de bepaling van plaats:
"Pinokkio heeft een pukkel op zijn neus"
A
Pinokkio
B
heeft
C
een pukkel
D
op zijn neus
Slide 29 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in de zin:
"Juf Joke heeft op school een pot knikkers gejat"
A
een pot knikkers
B
Juf Joke
C
heeft gejat
D
op school
Slide 30 - Quiz
Wat is het ww gez ?
"Ik wil de kerstballen uit de boom slingeren"
A
ik wil
B
wil kerstballen
C
wil slingeren
D
boom slingeren
Slide 31 - Quiz
Wat is het meew. voorwerp in de zin:
Hem vraag ik om de antwoorden.
(Stel de vraag echt! > aan wie/voor wie)
A
ik
B
Hem
C
de antwoorden
D
vraag
Slide 32 - Quiz
Verder oefenen
Ga naar de ontvangen les van taal op Snappet en ga aan de slag met het meewerkend voorwerp (en daarna ook de andere zinsdelen in het plusje)
Slide 33 - Slide
More lessons like this
Zinsontleding
October 2023
- Lesson with
34 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Zinsontleding
October 2023
- Lesson with
33 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Zinsontleding
November 2022
- Lesson with
14 slides
SCC M4 L4 zinsleer bwb
October 2023
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
L17 Zinsdelen
April 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
zinsdelen quiz
September 2024
- Lesson with
29 slides
LessonUp
Primary Education
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)
Oefeningen woordsoorten + zinsleer
October 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsdelen
February 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1