What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Lezen H2 tekstverbanden
Lezen
Hoofdstuk 1
Hoofd- en bijzaken
Hoofdstuk 2
Tekstverbanden en signaalwoorden
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Lezen
Hoofdstuk 1
Hoofd- en bijzaken
Hoofdstuk 2
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Slide
Planning
Openen (5)
Nakijken huiswerk (10)
Lezen H2 (15)
Aan de slag! (20)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
- Ik kan een concluderend, redengevend, oorzakelijk en vergelijkend verband herkennen
- Ik kan de bijbehorende signaalwoorden herkennen
Slide 3 - Slide
Nakijken lezen H1, opdr 3
Slide 4 - Slide
Welke tekstverbanden ken je nog uit klas 1?
Slide 5 - Open question
Chronologisch verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven
Slide 6 - Quiz
Toelichtend verband...
A
is sprake als dingen achter elkaar worden opgenoemd
B
worden in een tekst tegenovergestelde dingen genoemd
C
wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp
D
worden de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde beschreven
Slide 7 - Quiz
Tekstverbanden
Naast een chronologisch, opsommend, tegenstellend en toelichtend tekstverband, onderscheiden we ook de volgende tekstverbanden:
- concluderend tekstverband
- redengevend tekstverband
- oorzakelijk tekstverband
- vergelijkend tekstverband
Slide 8 - Slide
Wat zou een concluderend tekstverband inhouden?
Slide 9 - Open question
concluderend tekstverband
Bij een concluderend tekstverband trekt de auteur een conclusie uit informatie die eerder in de tekst is gegeven.
Bijbehorende signaalwoorden:
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook
Slide 10 - Slide
Wat zou een redengevend tekstverband inhouden?
Slide 11 - Open question
Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt. Je hebt hier zelf een keuze om iets wel of niet te doen.
Bijbehorende signaalwoorden:
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege
Slide 12 - Slide
Wat zou een oorzakelijk tekstverband inhouden?
Slide 13 - Open question
Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt. Je hebt hier zelf geen invloed op.
Bijbehorende signaalwoorden:
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te
Slide 14 - Slide
Wat zou een vergelijkend tekstverband inhouden?
Slide 15 - Open question
Vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.
Bijbehorende signaalwoorden:
in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met
Slide 16 - Slide
Welk verband vind je in de volgende zin?
Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend
Slide 17 - Quiz
Welk verband vind je in de volgende zin?
Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend
Slide 18 - Quiz
Welk verband vind je in de volgende zin?
Vergeleken met vorig jaar zijn de temperaturen in de Alpen nu een stuk hoger.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend
Slide 19 - Quiz
Welk verband vind je in de volgende zin?
Dit jaar wil ik op vakantie naar Turkije en dat kost nogal wat.
A
concluderend
B
redengevend
C
oorzakelijk
D
vergelijkend
Slide 20 - Quiz
Noteer het signaalwoord en het verband:
Omdat het klimaat snel verandert, gaat het waterschap de dijken in een hoog tempo ophogen.
Slide 21 - Open question
Noteer het signaalwoord en het verband:
Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren.
Slide 22 - Open question
Noteer het signaalwoord en het verband:
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op de receptie.
Slide 23 - Open question
Noteer het signaalwoord en het verband:
Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.
Slide 24 - Open question
Aan de slag!
Wat? Maken startopdracht, opdracht 2 en 5.1
Hoe? Lesboek, pen en papier.
Tijd? 20 minuten.
Klaar? Iets voor jezelf doen
Uitkomst: Nabespreken
Slide 25 - Slide
More lessons like this
*Begrijpend lezen H2, vwo 2
October 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lezen hfst. 2
November 2020
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
*Begrijpend lezen H2, vwo 2
December 2020
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lezen H2 tekstverbanden en signaalwoorden.
October 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
*Begrijpend lezen H2, vwo 2
May 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lezen H2, Tekstverbanden en signaalwoorden, vwo 2
October 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2HV Lezen H2 Tekstverbanden en signaalwoorden
January 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lezen hfst. 2 les 27 a2a
November 2020
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2