SPQR les 46

SPQR les 46
r17-29
1 / 18
next
Slide 1: Slide
LatijnWOStudiejaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SPQR les 46
r17-29

Slide 1 - Slide

18.Samuel: Numquam! Haud quisquam Iudaeorum 19. Romanis se dedidisset, nisi isti Ierusalem,
20. urbem sanctam, perdidissent.
quisquam betekent:
A
ieder
B
elk
C
iemand
D
niemand

Slide 2 - Quiz

18.Samuel: Numquam! Haud quisquam Iudaeorum 19. Romanis se dedidisset, nisi isti Ierusalem,
20. urbem sanctam, perdidissent.
dedidisset is een:
A
coni.imperfectum
B
ind.imperfectum
C
coni.pl.perfectum
D
ind.pl.perfectum

Slide 3 - Quiz

18.Samuel: Numquam! Haud quisquam Iudaeorum 19. Romanis se dedidisset, nisi isti Ierusalem,
20. urbem sanctam, perdidissent.
Met 'se' worden bedoeld:
A
Romeinen
B
Joden

Slide 4 - Quiz

Cum e templo sancto
21. res sacerrimas rapuissent, omnia perdidimus 22. neque quicquam nobis restabat!
Cum vertaal je hier met:
A
samen met
B
toen
C
nadat
D
omdat

Slide 5 - Quiz

Cum e templo sancto
21. res sacerrimas rapuissent, omnia perdidimus 22. neque quicquam nobis restabat!
sacerrimas vertaal je met:
A
heilig
B
zeer heilig
C
nogal heilig
D
heiliger

Slide 6 - Quiz

Cum e templo sancto
21. res sacerrimas rapuissent, omnia perdidimus 22. neque quicquam nobis restabat!
perdidimus vertaal je met:
A
wij vernietigden
B
wij verloren
C
wij hebben verloren
D
wij hadden vernietigd

Slide 7 - Quiz

23.Ampliatus: Num tota familia periit?
Welk antwoord verwacht Ampliatus?
A
echt wel
B
zeker niet

Slide 8 - Quiz

24.Gershom: Gratias ago Domino, quod quaeque
25. mearum sororum adhuc vivit,...

Quaeque vertaal je met:
A
iemand
B
elke
C
een zekere
D
een

Slide 9 - Quiz

26. quamquam Romani nos omnes interficere voluerunt.
A
hoewel de Romeinen jullie allen wilden doden
B
hoewel de Romeinen jullie allen hadden willen doden
C
hoewel wij de Romeinen wilden doden
D
hoewel de Romeinen ons allen wilden doden

Slide 10 - Quiz

27. Amicus Ionathan, qui ipse totam familiam
28. amiserat, sorores meas quasi suam familiam
29. domo recepit.
amiserat vertaal je met:
A
hij verloor
B
hij heeft verloren
C
hij had verloren
D
hij zal hebben verloren

Slide 11 - Quiz

27. Amicus Ionathan, qui ipse totam familiam
28. amiserat, sorores meas quasi suam familiam
29. domo recepit.

sorores meas is een:
A
nom.mv.
B
acc.ev.
C
abl.mv.
D
acc.mv.

Slide 12 - Quiz

29. Nunc eae secure apud eum vivunt.
A
Nu leven zij veilig bij hem.
B
Nu leeft hij veilig bij hen.
C
Nu zullen ze zij veilig bij hem leven.
D
Nu leefden zij veilig bij hem.

Slide 13 - Quiz

30.Ampliatus: Ille Ionathan verus amicus est.
Wat zegt Ampliatus?
A
Die Jonathan is echt een vriend.
B
Die Jonathan is een echte vriend.

Slide 14 - Quiz

r31. Et tu, Samuel? Quid tibi contigit post bellum contra Romanos?
welke tijd is contigit en wat is de infinitivus?

Slide 15 - Open question

33.Samuel: Nisi cum fratribus Romam ductus essem, 
34. nunc sacerdos in Ierusalem essem

Slide 16 - Slide

33.Samuel: Nisi cum fratribus Romam ductus essem,
34. nunc sacerdos in Ierusalem essem.
Hoe vertaal je ductus essem?
A
ik ben gebracht
B
ik werd gebracht
C
ik zal zijn gebracht
D
ik was gebracht

Slide 17 - Quiz

Nu maak je Mandatum XX 
blz. 6 in je blauwe hulpboekje

Slide 18 - Slide