What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
herhaling wg ng
Hoe zat het ook al weer met NG en WG?
Zoek de werkwoorden
in de zin
Wat is het
hoofdwerkwoord
?
Zijn er
hulpwerkwoorden
?
Is het hoofdwerkwoord een zww of kww?
Zelfstandig ww? >>> WG
Koppelww? >>> NG
Zww
Een zww geeft aan wat het onderwerp doet (doe-woord)
Een zww komt alleen voor in een WG-zin
Jan
loopt
naar zee
Morgen
koopt
hij een bloemetje
Hww
Een hulpwerkwoord helpt om het gezegde te maken
Een hulpwerkwoord kan niet zelfstandig in de zin voorkomen.
Komt voor bij NG en WG
Komt alleen voor als er meer dan 1 ww in de zin staat.
Vb Gisteren
zijn
we naar de stad
gelopen
Gelopen = zww
Zijn = hww
Kww
Het
kww koppelt het onderwerp aan een eigenschap of kenmerk
(het naamwoordelijk deel).
Een kww komt
alleen voor in een zin met een NG
Koppelwerkwoorden:
ZWABBELS
(HDV)
Z
ijn
W
orden
B
lijven
B
lijken
L
ijken
S
chijnen
(
H
eten)
(
D
unken)
(
V
oorkomen)
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoe zat het ook al weer met NG en WG?
Zoek de werkwoorden
in de zin
Wat is het
hoofdwerkwoord
?
Zijn er
hulpwerkwoorden
?
Is het hoofdwerkwoord een zww of kww?
Zelfstandig ww? >>> WG
Koppelww? >>> NG
Zww
Een zww geeft aan wat het onderwerp doet (doe-woord)
Een zww komt alleen voor in een WG-zin
Jan
loopt
naar zee
Morgen
koopt
hij een bloemetje
Hww
Een hulpwerkwoord helpt om het gezegde te maken
Een hulpwerkwoord kan niet zelfstandig in de zin voorkomen.
Komt voor bij NG en WG
Komt alleen voor als er meer dan 1 ww in de zin staat.
Vb Gisteren
zijn
we naar de stad
gelopen
Gelopen = zww
Zijn = hww
Kww
Het
kww koppelt het onderwerp aan een eigenschap of kenmerk
(het naamwoordelijk deel).
Een kww komt
alleen voor in een zin met een NG
Koppelwerkwoorden:
ZWABBELS
(HDV)
Z
ijn
W
orden
B
lijven
B
lijken
L
ijken
S
chijnen
(
H
eten)
(
D
unken)
(
V
oorkomen)
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Extra hulpmiddel:
Werkwoordelijk gezegde = het onderwerp
doet / is
iets
Naamwoordelijk gezegde = het onderwerp
doet / is
iets
Slide 3 - Slide
Extra hulpmiddel:
Werk
woordelijk gezegd = het onderwerp
doet
iets
Jan slaat de leraar
Naam
woordelijk gezegde = het onderwerp
is
iets
Jan is boos
Slide 4 - Slide
De uitzondering
Kun je het werkwoord '
zijn
'
vervangen door
zich bevinden
? Dan is het toch een
wwg
.
Jan is thuis
>>> Jan
bevindt zich
thuis
WWG
Slide 5 - Slide
Wat is het verschil tussen het WG en NG?
A
WG bestaat uit WW + werkwoordelijk deel
B
NG heeft een KWW, WG niet
C
WG heeft een KWW, NG niet
D
NG bestaat alleen werkwoorden
Slide 6 - Quiz
Wat is het gezegde van onderstaande zin:
Jouw zelfgemaakte citroentaart met aardbeien is heel lekker geworden.
A
wg= is geworden
B
wg= zelfgemaakte is geworden
C
ng= is [lekker] geworden
D
ng= is [heel lekker] geworden
Slide 7 - Quiz
Noem de koppelwerkwoorden (6)
Slide 8 - Open question
Welke bewering is juist?
1. De kinderen zijn gezellig. =NG
2. De kinderen spelen gezellig. =WG
A
1 en 2
B
Geen van beide
C
1
D
2
Slide 9 - Quiz
Welke bewering is juist?
1. Het kind heeft muziek gemaakt. =NG
2. De muziek was prachtig. =NG
A
1 en 2
B
geen van beide
C
1
D
2
Slide 10 - Quiz
Wat is het NG in de zin?
Zij blijkt blij te zijn met haar nieuwe jurk.
A
blijkt blij
B
blijkt blij te zijn
C
blij met haar nieuwe jurk
D
zij blijkt blij te zijn
Slide 11 - Quiz
Wat is het wg in de volgende zin:
Zij zijn daar vaak aan het chillen.
Slide 12 - Open question
Wat is het ng in de volgende zin:
Hij blijft altijd mijn beste vriend.
Slide 13 - Open question
Wat is het ng in de volgende zin:
Ik ben vandaag moe.
Slide 14 - Open question
Wat is het ng in de volgende zin:
Hij is jarenlang de populairste leraar geweest.
Slide 15 - Open question
Wat is het wg in de volgende zin:
Wordt die hond wel vaker door zijn baas mishandeld?
Slide 16 - Open question
Wat is het wg in de volgende zin:
Hoe heeft het ooit zover kunnen komen?
Slide 17 - Open question
Wat is het wg in de volgende zin:
Hij at al zijn boterhammen op.
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Slide
Magister
Slide 20 - Slide
Morgen:
Oefenen met:
vzv en bwb
voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord
bijvoeglijk gebruik deelwoorden
Woensdag oefenen we alle onderdelen
Succes!
Slide 21 - Slide
Zelfstandig werkwoord (zww)
Zelfstandige werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er wordt gedaan (doe-woorden).
Ik
loop
naar de stad.
Ik ben naar de stad
gelopen
.
Wij
gaan
naar school.
Ik heb de was
opgehangen
.
Werkwoordelijk gezegde
Een
zelfstandig werkwoord
komt
1 keer
voor in een zin met een
werkwoordelijk gezegde.
Een
zelfstandig naamwoord
komt
NIET
voor in een zin met een
naamwoordelijk gezegde.
Slide 22 - Slide
More lessons like this
herhaling wg ng
September 2022
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
3.7 en 3.8 Grammatica - herhaling
September 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3.8 grammatica woordsoorten
January 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
§3.7 grammatica woordsoorten zww/hww/kww
April 2021
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden
October 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
werkwoordsoorten (v3)
January 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Zww, hww en kww
May 2021
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Nieuw Nederlands - Cursus 5 - Paragraaf 12
August 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2