werkwoordsoorten (v3)

Welkom!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Deze les:
welkom
startvraag
Instructie grammatica
Quiz
Aan de slag
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoelen:

*Je kent de verschillende     werkwoordsoorten

*Je kunt verschillende   werkwoorden benoemen

Slide 3 - Slide

Welk woord kun je niet weglaten?
1. Hij fietst door de regen naar huis.
2. Hij is door de regen naar huis gefietst.
A
regen
B
fietst
C
huis
D
is

Slide 4 - Quiz

Bepalen wat er in een zin gebeurt of wat er gedaan wordt.
Meerdere soorten: 
  • zelfstandig werkwoord
  • hulpwerkwoord
  • koppelwerkwoord

Werkwoorden

Slide 5 - Slide


  • Altijd maar 1 zww in een zin
  • Geeft duidelijk informatie over wat er met het onderwerp gebeurt.
  • Zonder zww geen zin mogelijk.

  • Er kunnen zoveel hww'Er 
  • Hww helpt zww
  • Je gebruikt in een zin zoveel hww als nodig is.
  • Bijvoorbeeld bij voltooid deelwoord
  • Hulpwerkwoorden zijn vaak:
    zijn/worden/hebben.

Zelfstandige werkwoorden
Hulpwerkwoorden

Slide 6 - Slide

  • Worden gebruikt als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat.
  • Een naamwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp IS. Bijv.: Hij IS ziek. Hij IS arts.
  • Kww koppelt het onderwerp 
  • aan het naamwoordelijk gezegde.                     
  • Er zijn er negen
zijn
worden
lijken
blijken
blijven
schijnen
heten
dunken
voorkomen
Koppelwerkwoorden

Slide 7 - Slide

Stappenplan
Stap 1: Noteer alle werkwoorden uit de zin.
Stap 2: Stel het gezegde vast (wg of ng).
wg > hoofdwerkwoord = zww
ng > hoofdwerkwoord =  kww
Stap 3: Controleer bij een gezegde met meerdere werkwoorden welk werkwoord de duidelijkste betekenis heeft. 
De overige werkwoorden zijn een hww.

Slide 8 - Slide


Hij zal een vraag stellen.
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 9 - Quiz


Kim loopt naar school.
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 10 - Quiz


Maartje is ziek.
A
zww
B
hww
C
kww

Slide 11 - Quiz

Aan de slag!
Kiezen: extra uitleg/verdieping over de werkwoordsoorten of    wg en ng? > bekijk het filmpje en het stappenplan wg of ng op de volgende slides.                                                                                          

Maken: opdracht 1 t/m 4 (blz. 32 - 33)                                                        
Vragen: stel ze via teams                                                                                 
Klaar? Vraag naar keuze-opdrachten bij de docent!                                                     




Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

wg of ng?
Stap 1: noteer de pv en het od
 Stap 2: vraag: staat er een kww in de zin?

Zo nee: wg

Zo ja: stap 3
Stap 3: vraag: is er een werkwoord met een duidelijke betkenis: een zww?

Zo ja: wg, Zo nee: ng


Slide 14 - Slide

wg of ng?
Joanne gaat straks een uurtje fitnessen.

Slide 15 - Open question

Afsluiting
huiswerk 


wat vonden jullie?


Tot de volgende keer :)

Slide 16 - Slide