Sterke werkwoorden 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Sterke werkwoorden 5

(Be)zoeken

Ik (be)zoek-ik (be)zocht

Jij/zij/hij (be)zoekt-jij/zij/hij (be)zocht

Wij/jullie/zij (be)zoeken-wij/jullie/zij (be)zochten

Wij hebben gezocht/bezocht

Bijten

Ik bijt-ik beet

Jij/hij/zij bijt-jij/hij/zij beet

Wij/jullie/zij bijten-wij/jullie/zij beten

Wij hebben gebeten

(Vast)binden

Ik bind (vast)-ik bond (vast)

Jij/hij/zij bindt (vast)-jij/hij/zij bond (vast)

Wij/jullie/zij binden (vast)-wij/jullie/zij bonden (vast)

Wij hebben (vast)gebonden

Brengen

Ik breng-ik bracht

Jij/hij/zij brengt-jij/hij/zij bracht

Wij/jullie/zij brengen-wij/jullie/zij brachten

Wij hebben gebracht

Geven

Ik geef-ik gaf

Jij/hij/zij geeft-jij/hij/zij gaf

Wij/jullie/zij geven-wij/jullie/zij gaven

Wij hebben gegeven

Kopen

Ik koop-ik kocht

Jij/hij/zij koopt-jij/hij/zij kocht

Wij/jullie/zij kopen-wij/jullie/zij kochten

Ik heb gekocht

Liegen

Ik lieg-ik loog

Jij/hij/zij liegt-jij/hij/zij loog

Wij/jullie/zij liegen-wij/jullie/zij logen

Wij hebben gelogen

Kunnen

Ik kan-ik kon

Jij/hij/zij kunt of kan-jij/hij/zij kon

Wij/jullie/zij kunnen-wij/jullie/zij konden

Wij hebben gekund

Moeten

Ik moet-ik moest

Jij/hij/zij moet-jij/hij/zij moest

Wij/jullie/zij moeten-wij/jullie/zij moesten

Wij hebben gemoeten

Schrikken

Ik schrik-ik schrok

Jij/hij/zij schrikt-jij/hij/zij schrok

Wij/jullie/zij schrikken-wij/jullie/zij schrokken

Wij zijn geschrokken