This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Pak je leesboek.
Daarna:
Grammatica Paragraaf 9: meewerkend voorwerp.
Slide 1 - Slide
Doel van de les:
Hoe je het meewerkend voorwerp van een zin kunt vinden.Uitleg over het meewerkend voorwerp.
Oefenen/quiz
Tijd voor vragen en/of opmerkingen.
Slide 2 - Slide
Noteer welke onderdelen we tot nu toe behandeld hebben en hoe je ze vindt.
Slide 3 - Open question
Stappen
Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp (is er niet altijd!)
Meewerkend voorwerp
Slide 4 - Slide
meewerkend voorwerp
Slide 5 - Mind map
Het meewerkend voorwerp
Geeft aan voor wie iets bestemd is
1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 6 - Slide
Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).
Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.
Slide 7 - Slide
Even checken...
Heb je het begrepen?
Slide 8 - Slide
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie + pv + ow +lv?
B
aan/voor wie + ow + lv?
C
aan/voor wie + wg + ow +lv?
D
aan/voor wie + wg + lv?
Slide 9 - Quiz
Als er geen meewerkend voorwerp is kan er wel een lijdend voorwerp zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quiz
Als er geen lijdend voorwerp is kan er wel een meewerkend voorwerp zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Als er geen lijdend voorwerp is, is er ook nooit een meewerkend voorwerp.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Wat is de pv? De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
verdwaalde
B
toerist
C
vroeg
D
de weg
Slide 13 - Quiz
Wat is het wg? Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
zongen een vrolijk welkomstlied
B
zongen voor
C
zongen
D
alle aanwezigen
Slide 14 - Quiz
Wat is het ow? Zal de oud-kampioen vanavond de winnaar een medaille opspelden?
A
de winnaar
B
de oud-kampioen
C
zal
D
een medaille
Slide 15 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp? De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg
Slide 16 - Quiz
Wat is het mv? Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied
Slide 17 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp? 'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 18 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp? 'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 19 - Quiz
In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quiz
Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Zoek het meewerkend voorwerp! Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
A
voor haar vriend
B
zes rozen
C
haar vriend
D
voor Valentijnsdag
Slide 22 - Quiz
Zoek het meewerkend voorwerp. De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.
A
de kleine jongen
B
de reus
C
geen kans
D
er is geen meewerkend voorwerp
Slide 23 - Quiz
Wat is in de volgende zin het meewerkend voorwerp? - de postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De klant
C
De bestelling
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 24 - Quiz
Wat is het mv? Ik koop een frikandelbroodje voor haar.
Slide 25 - Open question
Wat is het mv? Hij geeft mij een klap.
Slide 26 - Open question
Wat is het mv? De burgemeester geeft een medaille aan haar.
Slide 27 - Open question
Wat is het mv? Ik geef je een verrassing.
Slide 28 - Open question
Aan de slag
Maak opdracht 2 van Grammatica Zinsdelen paragraaf 9 (blz 221).